donderdag 29 juli 2010

Palmerston (Cook Islands) - 25, 26 en 27 juli 2010

Palmerston is veruit de vreemdste plaats waar we gestopt
zijn. Palmerston is ook de plaats die de diepste indruk
heeft nagelaten, bij ons alle vijf. Het is iets
onwaarschijnlijks, dat eilandje, in het midden van de
Pacific, met zijn 66 bewoners.

Palmerston heeft een unieke geschiedenis omdat alle
bewoners afstammen van 1 man: William Marsters. Een Brit
(Lancashire) die zich hier in 1862 vestigde met zijn drie
Polynesische vrouwen. Hij verwekte bij die drie vrouwen 26
kinderen, verdeelde het eiland in drie delen en legde
strikte regels op mbt huwelijken, voortplanting en
inteelt.

Het atol van Palmerston ligt zo'n 200 mijl van Aitutaki.
Er is geen vliegveld, en een bevoorradingsschip stopt hier
zelden (het laatste bevoorradingsschip dat ze hier gezien
hebben, passeerde hier vier maand geleden). Het snelste
dat je van Aitutaki naar hier of omgekeerd kan geraken is
in 17 uur met een patrouilleboot van het Nieuw Zeelandse
leger (als ze toevallig in de buurt zouden zijn). Dat is
dus hoe afgelegen deze plaats is. Hier is géén toerisme.
De enige bezoekers die ze hier kennen zijn de 20
zeiljachten per jaar die hier passeren. En daar maken ze
een erezaak van. Als je hier als zeiljacht stopt (wat niet
altijd mogelijk is, want de omstandigheden moeten goed
zijn), word je ontvangen als een vorst, want jij bent hun
enige contact met de buitenwereld.

Er liggen 8 ankerboeitjes voor het rif. Meer boten kunnen
hier niet stoppen op hetzelfde moment (en dat gebeurt ook
nooit). Drie boeitjes zijn eigendom van Bob Marsters, en
de andere vijf boeitjes van Eduard Marsters (Alfa Echo) en
zijn broer Simon (Alfa Sierra). Afhankelijk van welk
boeitje je hebt uitgekozen, word je aan één van die twee
toegewezen. Bob en Eduard zijn elk van een andere clan op
het eiland. En die twee clans zijn niet altijd de beste
vrienden. Dat maken ze je heel snel duidelijk als je er
eenmaal een boeitje opgepikt hebt: "Je bent bij ons te
gast, dus dan mag je niet met die andere praten".

En dan word je geadopteerd door een familie van die clans.
Wij werden geadopteerd door Eduard zelf, en zijn familie.
De eerste dag werden we meegenomen naar hun huis en
maakten we kennis met Eduards vrouw, Shelly, hun drie
kinderen, Simon (broer van Eduard) en de oma. De oma van
de familie (Eduards moeder), nu 80 jaar, is één van de
kleindochters van William Marsters. Er stond een grote
tafel gedekt en we werden overladen met vers gebakken
Wahoo, rijst, broodfruit, broodjes, … Na de lunch werden
we het eiland rondgeleid en werden we aan de meeste mensen
voorgesteld. Niet aan allemaal. In een commune van 66
mensen die bijzonder afgezonderd is, is het normaal dat
niet iedereen dik bevriend is. Ik heb meermaals zitten
denken bij het rondwandelen op het eiland en bij het
praten met de mensen: hier is genoeg stof om een
realitysoap te draaien die zelfs na 5 jaar niet aan
bloedarmoede zal lijden. Maar dat zou zonde zijn voor het
eiland en zijn bewoners. Afzondering zit in hun ziel en
hun genen.

Na een fantastische dag bij ons gastgezin, hebben Eduard
en Simon ons weer afgezet op onze boot, na een
spectaculaire rit in hun boot door een nauwe en wilde pas.
We vroegen hen nog even aan boord voor een pintje en om
hen nog wat dingen te geven. Bloem, rijst, suiker en verse
tomaten hebben ze het hardste nodig. Ook DVD's. En ik heb
Eduard ook mijn vislijn cadeau gedaan. Hij schrok zich
helemaal kapot toen ik hem zei dat hij ze mocht hebben,
nadat hij ze bewonderd had, en was er gigantisch blij mee.


Ward en Flor zijn met Eduard en Simon terug mee naar het
eiland gevaren. Ze mochten er blijven slapen. Samen met de
twee jongens van het gezin. Ze gingen eerst samen
avondeten, dan gingen ze nog wat vissen, naar de maan
kijken, naar een film kijken die we hadden meegegeven, en
dan gingen ze er ook blijven slapen in een hutje. Het was
een héél dubbel gevoel toen we ze mee zagen varen naar het
eiland: heel fier dat die gasten daar zin in hadden, met
een vleugje: als alles maar goed gaat want 's nachts
kunnen ze onmogelijk terug naar de boot.

Toen we ze 's anderendaags tegen de middag terug zagen (we
moesten op onze boot wachten tot Eduard ons kwam ophalen),
straalden ze allebei van geluk. Ze hadden het heel leuk
gevonden. Eduard had al het grapje gemaakt dat ze hier
gingen blijven wonen. Ze stopten niet met vertellen over
wat ze allemaal gedaan hadden, toen we met Eduards boot en
samen met het hele gastgezin onderweg waren naar een
onbewoonde Motu (eilandje).

En daar hebben we gezien hoe handig die gasten allemaal
zijn met het overleven op een eiland. Kokosnoten werden er
à volonté geopend en hebben wel 20 verschillende stadia,
smaken en eetwijzen. In minder dan een tel hadden ze een
oven in het zand gemaakt, waar ze de vers gevangen vis in
rookten. We gingen samen speervissen, Haïke praatte uren
lang met de mama en de oma van het gezin, … Goh, teveel om
allemaal op te sommen. 't Was zo uniek.

En dan kwam plots de domper op de feestvreugde. Het weer.
We hoorden op de radio van een paar passerende jachten dat
ze Palmerston niet gingen aandoen omdat er een storm op
komst was. Als we veilig onze volgende stop (Niue) wilden
bereiken moesten we vanavond vertrekken. Anders zouden we
in een storm kunnen verzeilen, en de ankerplaats in
Palmerston biedt geen veilige beschutting. Het was een
hartverscheurend afscheid. We waren er nog maar net drie
dagen en het klikte geweldig. Jammer dat het weer ons
opgelegd heeft te vertrekken. Anders waren we hier veel
langer gebleven en van ons gastgezin genoten.

In hun gastenboek schreef ik dat we nog eens terugkomen.
Ooit. Niet gelogen.

zondag 25 juli 2010

Aitutaki 20 - 24 juli 2010

Proloogje: Tijdens het inspecteren van de boot, de eerste
ochtend na aankomst in Aitutaki, ontdekten we grote
bloedspatten aan de bakboordkant van de boot. De harde
bonk die we de nacht voordien tijdens het varen gehoord
hadden, was daarmee verklaard. Het blijft wel speculeren
wat we precies geraakt hebben. Het dorademannetje dat ons
blijven volgen is en uiteindelijk een wanhoopsdaad heeft
verricht, of zijn we tegen een slapende walvis gevaren? We
zullen het nooit weten. Voor mijn ongeruste moeder vermeld
ik er graag bij dat er geen schrammetje schade aan de boot
is, na een uitvoerige check.

Soit, we liggen dus in Aitutaki. Een eiland dat onderdeel
is van de Cook Islands. De eerste Europeaan die hier voet
aan wal gezet heeft, is Captain William Bligh met de
Bounty, op 11 april 1789. Precies 17 dagen voor zijn
bemanning aan het muiten sloeg…

Hier geen baguettes en brie in de supermarkt maar wit
melkbrood en Tasty Cheese. Daaraan merk je dat je niet
meer in Frans Polynesië bent. En ook aan de taal
natuurlijk. Hier spreken ze Engels met een Nieuw Zeelands
accent.

Het eiland zelf heeft de vorm van een vishaak, en vormt de
bovenhoek van een groot atol, met onbewoonde eilandjes die
zonder uitzondering parelwitte stranden hebben en hoge
groene kokosbomen. Het water in het atol geeft alle tinten
van het blauwe gamma weer, van het lichtste groenblauw tot
donkerste violet.

En dat prachtig zicht, sta je te aanschouwen vanop de top
van de enige berg op het eiland en dan besef je dat je
moet afleren om vergelijkingen te maken. Met de Markiezen,
de Tuamotu's, Frans Polynesië en al het ander schoons van
onderweg. Het unieke van elke stopplaats zien, en ervan
ten volle genieten, da's den truck. We geraken verwend,
en daar moet streng tegen opgetreden worden! Harder
genieten is de straf!

Het leuke aan Aitutaki is dat je het op vier dagen
helemaal gezien hebt. De eerste dag hebben we een "cruise"
met de Bisschop Brothers doorheen de lagune gemaakt. Samen
met de Elena en de Tangaroa. Geweldig leuke dagtrip,
diverse stopplaatsen met als hoogtepunten: snorkelen bij
Akaiami boven de "giant clams" (een soort gigantisch grote
mossel waarvan ééntje genoeg is om een heel gezin te
voeden); BBQ op One Foot Island (Tapuaetai) waar we ook
onze paspoort konden laten stempelen en waar ze de levende
vis gewoon op de BBQ gooiden…; en de anderhalf durende
terugtocht terwijl de bemanning van de "cruiseboot" (een
metalen catamaran met buitenboordmotor om door het ondiepe
atol te kunnen varen) hun gitaartjes opdiepten (soort
ukelele's) en Polynesische liederen zongen. Kippenvel.

De tweede dag hebben we een autootje gehuurd (30 euro voor
een Mazda Familia en 1,25 euro om bij de politie een Cook
Island Drivers License te kopen). Met dat autootje is het
mogelijk om elk weggetje (meestal onverhard) drie keer af
te rijden. Niet dat het zo'n snelle wagen is, maar het
eiland is niet groot. Tijdens onze rondrit zien we
duidelijk welke verwoesting een cycloon kan aanrichten.
Het eiland werd in februari, 5 maand geleden, getroffen.
Gelukkig was het tijdens de nacht, tussen 1u en 5u en
waren de meeste mensen binnen in hun huis toen de wind tot
225 km/u over het eilandje raasde. Daardoor is het het
rondvliegend puin voor niemand fataal geworden. Als je
even met een local praat, duurt het nooit lang voor het
trauma die de cycloon heeft nagelaten, naar boven komt.
60% van de huizen waren verwoest, er hing geen blad meer
aan de bomen. Twee weken lang hadden ze geen water en
overleefden ze op het sap van kokosnoten. Nu, na vijf
maanden is 90% van de huizen al terug opgebouwd. Ze zijn
er erg fier op, dat ze de hulp van Nieuw Zeeland niet
moesten afwachten om aan hun heropbouw te beginnen.

We hebben ook het Aitutaki Marine Research Centre bezocht
en zijn daar tot een onthutsende vaststelling gekomen. De
dieren die we in Tahaa gevangen hebben en waarvan we de
pootjes uitgezabberd hebben, samen met de Flash V, waren
helemaal geen "Coco Crabs", maar ordinaire landkrabben. De
ranger van het Marine Research Centre lag in een deuk toen
we zeiden dat we die hadden gegeten met de overtuiging dat
het de delicieuze cocoskrabben waren. We weten nu hoe zo'n
exemplaar eruit ziet en ons ga je geen landkrabben meer
zien eten. De cocoskrab wellicht ook niet, want die is
bijzonder moeilijk te vangen.

We hebben ook een halve dag uitgetrokken om Aitutaki onder
water te bezichtigen. Twee duiken met de plaatselijke gids
Dawn, en met Adam, Leonie, Haïke en ik. Het is het seizoen
van de walvissen, dus stiekem hoop je dan op een
onderwaterontmoeting met zo'n reus. De kans was bijzonder
klein natuurlijk, en dan moet je ook opletten dat je hier
niet gaat vergelijken met andere duiken. We zijn onder
water al verwend geweest. Verschillende mooie vissen
gezien, een paar scholen, en drie green turtles. Mooi. En
plots hoorden we gepiep. Aha! De muziek van zingende
walvissen? Een school dolfijnen? Neen, het was de
regulator van Leonie die aan het piepen was. Lachen onder
water.

De avonden waren hier ook stuk voor stuk om in te kaderen.
We hadden een heel gezellige avond met de Tangaroa op de
Elena, waar we de vers gevangen Wahoo van Adam konden
opeten bij een heerlijk wijntje (Adam en Leonie hebben hun
hele wijnkelder meegenomen op wereldreis). Een andere
avond bracht Jim van de Sea Level een vat Heineken mee
naar onze boot en konden we met hen en de Elena uitgebreid
aperitieven. De derde avond zijn we naar Tamanu Beach
getrokken waar we een schitterend lokaal dansoptreden
gezien hebben. Met vuur, trommels, warriors, danseresjes
en fantastische muziek. De traditionele dansen bestaan
uit de "karakia" (een gebedsdans), de "pee'e ura pa'u"
(een drum-beat dans), de "ate" (met zingen) en de
"kaparima" (dans met veel actie). De warriors (mannelijke
dansers) stampen, slaan en wiebelen met de knieën. De
vrouwelijke danseresjes met kokosnoot-bh's wiegen en
swingen zo met hun heupen dat er geen ziener aan te pas
moet komen om te weten waaraan mannen denken bij dat
suggestieve schouwspel. Ah, ja, er is eigenlijk nog een
vijfde soort dans: de
"maak-eens-een-toerist-belachelijk-dans", waarbij iemand
uit het publiek wordt geplukt om hen na te doen. Leonie
was het slachtoffer van warrior Ali. We hebben tranen
gelachen… De laatste avond in Aitutaki was ook een mooie
afsluiter. Het bijzonder hartelijk echtpaar Jim en Kent
(Sea Level) kwam bij ons dorade eten, we hebben weer heel
hard gelachen (de lach van Kent is uniek), wat later werd
de gitaar boven gehaald en zongen we cowboyliederen tot
ver na bedtijd…

Het plan was om met ons drietjes (Elena, Sea Level en
Small Nest) 's nachts om 4u te vertrekken naar Palmerston.
200 mijl, lichte wind, dus wellicht 36u varen, om zo
zondag voor het donker aan te komen. Onze ankers liggen
tussen of op het koraal (enige mogelijkheid omdat de
cycloon de ankerboeien had weggeslagen), dus het zou
spannend worden of we zouden los geraken. We hadden twee
avonden ervoor kunnen zien hoe de Tangaroa met de grootste
moeite hun anker weer opgehaald kreeg, na 45 minuten
manoeuvreren. Elena geraakte als eerste los. Wat later
lukte het ook bij Sea Level, die de moed bijna hadden
opgegeven. Bij ons zat het anker muurvast. Een uur
proberen om het langs alle kanten los te krijgen: niets
hielp. We zijn dan maar terug gaan slapen om het daglicht
af te wachten. Het anker lag vast tussen het koraal op 15
meter diepte. Het enige wat erop zat was om de
duikuitrusting aan te trekken en Da Big Maddafakka (ons
anker) los te duiken. Het heeft me 10 minuten (en 50 bar)
gekost om Da Big M uit de rotsen te puzzelen en te
sleuren. Buiten adem op 15 meter diep, maar het is los
geraakt. Halleluja. En tijdens de drie minuten
veiligheidsstop op 5 meter diepte, passeren er nog een
verpleegsterhaai en een turtle terwijl ik 'Octopussies
Garden' neurie onder water.

Om 7u30 haalt Haike het anker helemaal op, en stuur ik,
nog in volledige duikuitrusting, A Small Nest weg van het
rif. Palmerston, here we come.

Aitutaki en zijn muziek. 't Was uniek.

Epiloogje: We zitten hier zonder internet in de Cook
Islands en wellicht zal dat de komende weken niet anders
zijn (hopelijk vinden we wel internet in Tonga). De foto's
laten zich dus even op zich wachten. We hebben dus ook
geen toegang tot onze mailbox en excuseren ons voor de
vertraging op alle mailverkeer.

Morgen (25/7), zijn we een jaar geleden uit Nieuwpoort
vertrokken. Feestje op zee wordt dat. Allemaal welkom in
de buurt van 18°40'Z en 161°00'W.

woensdag 21 juli 2010

Van Bora Bora (Society Islands, French Polynesai) naar Aitutaki (Cook Islands, New Zealand)

Als je 500 mijl (of een kleine 100 kilometer) van A naar B
zeilt over de Pacific, krijg je nogal te maken met de
natuur. Het ene moment omhelst ze je, het andere moment
geeft ze je een klap in het gezicht, of erger: pest ze je
het bloed van onder je nagels.

Bij ons vertrek uit Bora Bora zag het er allemaal een
makkelijk tochtje uit. Drie nachten en twee dagen varen,
de wind zou net wegvallen als we in Aitutaki (Cook
Islands) zouden aankomen, wat we ook nodig hebben, want
het is er wild ankeren (we kunnen de pas niet door om er
in het beschutte haventje te liggen door onze diepgang).

De eerste twee nachten en dagen verliep alles prima, mooie
wind, wel wat golven, maar we werden het sneller gewend
dan normaal. Het was vooral zeilen wat de klok sloeg. en
we zeilden aan een mooi tempo in vlinderformatie (de
Nederlanders noemen het ook "Melkmeisje"): de genua
uitgeboomd langs één kant, het grootzeil aan de andere
kant, pal voor de wind. "Lang geleden dat we zo leuk
gezeild hebben", dachten we nog. En dan hield de wind zich
plots niet meer aan het weerbericht. Viel bijna volledig
weg, en zo verloren we ook onze snelheid en liep onze
planning in de soep. Het werd al snel duidelijk dat er een
vierde nachtje zou bijkomen en dat we nu plots zwaar ons
tempo moesten minderen. Het melkmeisje werd onderuit
gehaald en de rode gennaker werd gehesen. En dat liep
bijna fout toen we er de derde nacht mee in zeilden. Om 3u
werd ik wakker en hoorde ik regen. Haïke, die van wacht
was, zat er een beetje beteuterd bij. Ze had een squall
niet zien aankomen. Het binnenhalen van zo'n gennaker is
al geen pretje in klaarlichte dag, maar gooi daar
striemende regen, de 5 à 6 Beaufort van die squall bovenop
en laat het pikkedonker zijn: dan heb je je handen vol. En
als het ding mestnat uiteindelijk binnengehaald is, pompt
de adrenaline door je lijf en bonkt je hart in de open
wonden op je handen van het sleuren.

En dan speelt moeder natuur de eerste keer met je voeten.
Net als de gennaker binnen is, is de squall verdwenen en
is de wind plots ademloos. Op zo'n moment kan je bijna gek
worden en vervloek je de wispelturigheid van je lief, de
natuur. Soit, op motor verder. Heel de volgende dag is er
ook geen wind, tuffen we op laag toerental en worden we
terug vriendjes met de natuur. We krijgen een gigantische
daurade (Mahi Mahi) van haar cadeau (anderhalve meter
groot, dik over de 10 kilo). Een uurtje later leggen we de
boot stil in het midden van de oceaan en duiken in het
blauwste rimpelloze water. Het is een oefening in mentale
beheersing om niet teveel aan zeemonsters en reuzenhaaien
te denken als het 5000 meter diep is onder je, maar we
hebben ervan genoten.

Allez, we gaan dus nog het vierde en extra nachtje in. En
omdat we terug verliefd zijn op moeder natuur, gaan we dat
met gerust gemoed tegemoet. Maar het is een hysterica, ons
lief. Ze begint ons te bestoken met hardere wind, uit een
scherpe hoek en venijnige korte golven die alles en
iedereen in de boot meedogenloos omver gooit. Afzien. Het
is de nacht teveel. Op het tandvlees zitten. Met een klein
lapje genua gaan we nog te snel en wat zeker niet kan is
in het donker in Aitutaki aankomen. We horen 's nachts een
harde klap op de boot, maar we weten niet wat het was. We
maken een grote boog rond het eiland om tijd te winnen en
om 8 u bereiken we uiteindelijk de wilde ankerbaai.

Het is er ankeren in een "ankerkerkhof": er zijn diepe
geulen tussen de koralen waar je anker hopeloos kan in
vastraken. Hier hebben al meerdere boten hun anker
verspeeld. We moeten bovendien vier keer proberen te
ankeren. De eerste keer liggen we te dicht bij de surf
van de golven op het rif, de tweede en derde keer slaat
het anker los, en de vierde keer is het eindelijk raak…
Ons anker ligt op een stukje van 10 meter diep, en de boot
ligt wat verder achteruit aan de ketting, en daar is het
al meteen 60 meter diep. Bij het snorkelen naar het anker
zie ik al meteen twee reuzenschildpadden en een haai. Niet
goed wetend hoe de natuur het er vandaag met ons voor
heeft, ben ik snel terug in de boot. 't Zal wel goed zijn.
Het waait terug hard, en de golven wiegen de boot, maar we
zijn bijzonder blij dat we in Aitutaki zijn.

vrijdag 16 juli 2010

Van Bora Bora naar Raiatea, Tahaa en terug.

Bora Bora, part 1

We hebben een geweldig leuke tijd beleefd in Bora Bora. Te meer omdat het helemaal anders was dan onze verwachtingen. We dachten er aan te belanden in een hyperchique honeymooneiland vol dikke Amerikanen en trouwende Japanners. Die hebben we maar sporadisch gezien terwijl we broederlijk met de Flash V ergens afgelegen op de meest wondermooie ankerplaatsjes hebben gelegen. We hebben ons goed geamuseerd met de Belgen (Koen, Annie, Bob en Séverine) van de Flash V. Snorkelen, duiken, wakeboarden, dinghyracen, kokosnoten openen, shaken, aperitieven en samen eten.

De natuur in Bora Bora heeft ook iets magisch. Het eiland zelf is erg groen en is heel vruchtbaar. En het fauna en flora in het omliggende water is fantastisch. Terwijl Haïke haar dagelijkse rondjes rond de boot zwemmen aan het afleggen was, werd ze bezocht door een Manta van drie meter groot. Tijdens onze duik buiten het rif zagen we twee lemon-sharks waarvan één enorm groot (zeker 3 meter lang) en dik (ik dacht, terwijl ik bijna mijn mondstuk had ingeslikt van het verschot, dat er wellicht een duiker in zijn buik zat). En verder weer tientallen black tip reefsharks, maar daar zijn we intussen aan gewend.

Raiatea

Na 5 dagen Bora Bora moesten we terug naar Raiatea, voor onze garantiecheck. Die verloopt bijzonder vlot en het is bovendien een geruststelling dat de boot nog eens “gekeurd” is en goed bevonden. Er zijn een paar zaken die in garantie moeten geregeld worden (herstellen boordradio, nieuwe bilgepomp, en wat kleine dingskes), maar daar hebben we gelukkig de goede service van Ship Shop voor, die ons de stukken later op onze reis zullen opsturen. Ik installeer een voorlopige bilgepomp en koop een reserve VHF en installeer die, voor de veiligheid. De volgende etappe die we gaan zeilen, naar de Cook eilanden, wordt ook wel eens “The Dangerous Middle” genoemd, en daar willen we geen risico lopen.

Soit, de boot is dus weer in tip top shape en terwijl we nog in Raiatea liggen, ontdek ik iets erg interessant. Via de Flash V ontmoeten we een Amerikaans koppel (Ken en Suzan van de “Bint al Khamseen”) die zélf hun bier brouwen aan boord! Hij vond het fantastisch om zijn bier te laten testen door dé referentie in Bierland: Belgen. Een amberkleurig biertje, hergist op de fles. Schitterende pint, die zonder schroom naast een Palm kan staan. Op 10 dagen tijd brouwt hij 20 liter bier. Dat gaan we dus ook doen (vanaf Australie): zelf ons bier brouwen. Gedaan met dat gesukkel met blikken en rantsoenering.

Tahaa

Na Raiatea zakken we af naar het “Vanille Eiland” Tahaa. We ankeren in de Hanamene baai. Na een mooie wandeling bezoeken we een vanilleboerderij. Impressionant is het verwerkingsproces van de vanillestokjes die naar Europa (de grote stokken) en de VS (de kleine stokjes) worden uitgevoerd. Puur natuur, gedroogd door de zon, er komt geen machine, noch iets chemisch aan te pas.

De ochtend van de 11de juli varen we op de Flash V mee, de baai uit, om de zonne-eclips te kunnen zien. Een bijna volledige eclips. Bijzonder bijzonder.

DSC_0842 DSC_0841

De vakantie van Bob en Séverine is voorbij en ook Koen en Annie gaan weldra terug naar België. We moeten dus nog eens afscheid nemen, en dat doet pijn. Aan de andere kant van de wereld met Belgen optrekken, het was een beetje terug thuis zijn.

Bora Bora, Part 2

We zijn erna met volle zeilen naar Bora Bora gevlogen op onze huwelijksverjaardag. De wind zat perfect, was hard, de golven vielen mee, en zo haalden we tot 9,5 knopen. Op de VHF ontdekten we dat de snelle catamaran Sea Level een kleine tien mijl achter ons voer. Sea Level had de regatta tussen Tahiti en Moorea gewonnen, met topsnelheden van 19,3 knopen. We dachten dus dat het niet lang ging duren vooraleer ze ons zouden inhalen, maar het lukte ons om eerst de pas van Bora Bora in te sturen.

Het verzamelpunt van de yachties om de festiviteiten voor “Bastille Day” of “Quatorze Juillet” te vieren, is in de Bora Bora Yacht club. We pikken het laatste vrije boeitje op en merken dat we omringd zijn door bevriende boten: Fine Gold, Tangaroa, Elena, Mulan, Stray Kitty, Bubbles en eindelijk nog eens de Sunboy! Die hadden we voor het laatst in Bonaire gezien en waren door technische problemen een heel stuk achterop geraakt.

De Bora Bora Yacht Club heeft sinds twee jaar nieuwe uitbaters en die doen heel hard hun best om de slechte reputatie, die de club had, terug goed te maken.

Uitstekende omstandigheden om te feesten dus, en dat gebeurt dan ook. We nemen met de hele yachtclub deel aan de feestelijke parade door het stadje, verkleed als piraten. Het zootje ongeregeld van de Bubbles steelt de show door hun flessen rum aan de plechtige magistraten, die op de eerste rij in de tribune zaten, aan te bieden. Wat later doen ze de hele stad lachen door met hun piratenvlag achter de deelnemers van de bananenrace te rennen.

De kinderen amuseren zich de rest van de dag met hun vriendjes van de andere boten en ze mogen het kampvuur aanmaken.

‘s Avonds is het party in de Bora Bora Yacht Club…

‘s Anderendaags horen we dat tijdens onze vrolijke drukte het elders minder vrolijk was. Een vrouw op een Australisch jacht krijgt tijdens hun oversteek van Moorea naar Huahine een hersenbloeding, er zinkt een ander jacht tussen Mexico en de Markiezen, en op de Mulan wordt tijdens het feestje een laptop gestolen. Ze zijn al hun foto’s van het afgelopen jaar kwijt.

Nu maken we ons stilaan klaar om te vertrekken naar de Cook eilanden. De wind zit goed en zou vanaf maandag wegvallen. Dat hebben we net nodig in dit stuk. In de meeste van de Cook eilanden kan je enkel binnen en ankeren als het rustig weer is. Anders moet je er voorbij en kan je pas in Tonga stoppen. We zijn dus klaar om 9 dagen te varen, en hopen voordien te kunnen stoppen in Aitutaki, Palmerston en/of Niue.




donderdag 15 juli 2010

Sorry

En dan kruip je in je bedje na een feestje in de Bora Bora Yacht Club, aan het voeteinde  heb je minder dan een meter breed, naast je je vrouw die al alles ingenomen heeft. Je kussen stinkt een beetje van het zoute zeewater dat een paar weken terug binnen gekletst is. Je voelt je rottig om dat je de blog verwaarloost en het vanavond wel ging updaten. En toch denk je: ‘t is toch te hopen dat er niet te veel andere mensen ontdekken dat dit soort leven het opperste geluk is… Ja, echt, sorry.

Ik zou het jullie bijna besparen, want het is van het ergste geluk: van dat geluk dat saai is om te lezen.

Binnenkort weer een week op zee, dus dagelijks verse miserie.

En een update van de voorbije week.

dinsdag 6 juli 2010

Foto’s Society Islands

De foto’s van de Society Islands (Tahiti, Moorea, Huahine, Raiatea, Tahaa en Bora Bora).



Zondag 4 juli 2010 - Bora Bora

We sjezen hier wat af met onze Moo, de dinghy. ‘s Morgens varen we naar een snorkelplek waar bijzonder veel mooie visjes zitten.

We worden op de Flash V bijzonder verwend en mogen er gaan eten. Witloof met kaas en hesp op z’n Annies. Echt heerlijke Belgische kost.

Daarna gaan we helemaal naar de andere kant, buiten de pass, om een duikplek te checken. Dat ziet er bij het checken al fantastisch uit. We zien direct twee Black Tip Reefsharks en een geweldig dikke Lemon Shark. Morgenvroeg gaan we hier duiken!

In het terugkeren zien we het meest fantastisch party-eilandje ter wereld. Een afgezonderd eilandje, met een wit strand, groene palmbomen, twee bars, twee dansvloertjes en een eetplaats. Als je de lotto gewonnen hebt en eens een speciaal feestje wilt geven: Motu Tapu in Bora Bora. Wij zullen zeker komen.

Zaterdag 3 juli – Van Tahaa naar Bora Bora

De hele nacht heeft het regenwater over het dek gestroomd.  ‘s Morgens is het even droog. We gaan aan land om krabben te vangen en binnen het half uur hebben we een grote krabbenmand vol “Crab de Coco”.

Omdat ze elkaar zitten aan te vallen, beslissen we ze te koken voor we naar Bora Bora vertrekken. Het is een bijzonder geanimeerd gevecht met de krabben (die één dikke sterke schaar hebben waar ze een kokosnoot zonder probleem mee open kraken, dus het is zaak om daarvan tussen te blijven met je vingers).

Twee boten op het water met dezelfde bestemming, dat is om racen vragen. Omdat Small Nest net iets scherper kan varen dan de Flash V (een Amel 54) halen we het nipt.

Het is prachtig weer (geen regenwolkje te zien) en we ankeren op een fenomenaal mooi ankerplaatsje, niet ver van, volgens de boekjes, “het mooiste hotel ter wereld”: de Hilton van Bora Bora.

We aperitieven met z’n allen bij ons aan boord met krabbenpoten als hapjes.

Vrijdag 2 juli 2010 – van Raiatea naar Tahaa

We gaan niet wachten op die check in Raiatea. We beslissen om met de Flash V naar Tahaa, een eiland dat wat ten noorden ligt, te varen. We ankeren in een bijzonder mooi baaitje (Baie Hurepiti), vlakbij het strand. Het wemelt er van de krabben.

Maar het blijft hier bakken uit de lucht gieten. En ondertussen kan je zien dat er boven Bora Bora geen wolken hangen. Morgen gaan we naar het honeymooneiland varen, denk je dan.

Donderdag 1 juli 2010 – Raiatea

Dankzij de bemiddeling van Jean Englebert van Ship Shop wordt de patsituatie voor de garantiecheck opgelost. Bijzonder blij met zijn uitstekende service, opnieuw.

In de namiddag komt de Flash V aan het boeitje achter ons hangen, en we weten dat het Koens verjaardag is.

We organiseren een klein verjaardagsfeestje en nodigen Koen, Annie, Bob en Severine uit om pannenkoeken te komen eten. We hebben ons in de voormiddag ook geweldig geamuseerd om een “snijdersbank” te maken voor zijn verjaardag, met tekeningen en foto’s.

De ontgoocheling dat we pas volgende week onze garantiecheck kunnen hebben, drinken we weg met een slok champagne die de jarige had meegebracht.  Wat is een week wachten in het paradijs?

We lezen ondertussen op internet dat de grote vakantie begonnen is, dat het 30 graden is in België en dat het te warm is om te werken in die temperaturen. Wat moeten wij dan zeggen ;-) ?  Gek hoe we eraan gewoon geworden zijn. Als het bij ons onder de 27 graden wordt, hebben we het al koud…

En ondertussen blijft het hier meer regenen dan dat het droog is.

Woensdag 30 juni 2010 – van Huahine naar Raiatea

We nemen afscheid van Seki en de yoghurtvloot. We moeten naar Raiatea omdat we er een afspraak hebben met een expert die de boot moet checken voor de garantie (onderdeel van de garantieclausule: elk jaar een check), en de rest blijft nog een paar dagen in Huahine.

Seki heeft z’n reputatie als Polynesische Penis niet echt verdiend, vinden we achteraf. Een beetje ne rare, maar een schat van een vent.

De oversteek van Huahine naar Raiatea is weer een geklots van jewelste, maar gelukkig niet al te lang. Vier uur later pikken we een boei op voor Marina Apooiti in Raiatea en gaan enthousiast gedag zeggen aan Bertrand, onze expert.

Die wilt de check echter véél grondiger aanpakken dan nodig is (en dus vier keer duurder dan te verwachten). Ik bespaar je het gedoe van bellen en mailen naar Beneteau Frankrijk, Ship Shop België, de baas van Bertrand en onszelf. Het 12 uur tijdsverschil met Europa maakt het er allemaal niet makkelijker op en vertraagt het onderhandelen. De check wordt voorlopig uitgesteld.

Bovendien regent het ook nog eens een hele dag.  Belgisch gedoe, quoi.

Dinsdag 29 juni 2010 - Huahine

Seki (de Polynesische Penis himself) wist ons te vertellen dat er onder het witte boeitje in de ankerplaats een gezonken jacht ligt. Het houten wrak ligt er sinds 1996, toen de Amerikaanse kapitein erop gek werd en met een bijl een gat in zijn boot heeft gekapt.

Haïke mag een duikset van de Flash V lenen en zo duiken we met

een groepje van 5: Bob, Severine, Adam, Haïke en ik.

Het heeft iets lugubers als je met je duikfles op je rug boven zo’n kapotte droom zweeft. Het wrak ligt op zijn kant, voor de boeg ligt het anker weg te roesten. De metalen tanks voor water en diesel houden het stukken beter uit dan de houten romp. Her en der ligt nog materiaal, een tang, een zekeringskastje, een gereedschapskist, … Achteraan ligt een grote, zware schroef met een dikke aandrijfas. Massief koper, wellicht meer dan 150 kg en heel wat geld waard. Even fantaseren we nog om ze te bergen, maar laten dat idee even snel weer varen als we bedenken waar we die moeten leggen eens ze boven is.

We eindigen de duik aan de overkant van het kanaal naar Port Bourayne, in het midden van Motu Vaiorea. Door de stroming konden we een geweldige afstand overbruggen omdat we ook wisten dat Koen ons boven volgde met de dinghy om ons op te pikken waar we boven kwamen. Geen roggen noch haaien gezien (volgens Seki zitten er zelfs gevaarlijke Tigersharks) maar het was een mooie duik.

Na de duik brengen we de rest van de dag door op Seki’s strand. Hij leert ons hoe we kokosnoten makkelijk en snel kunnen open maken, leert ons hoe de kokosnoten te raspen, en hoe er “kokosbrood” mee te maken op een vuurtje. We mogen met zijn Polynesische kajak roeien (Haïke en Flor gaan er onverbiddelijk mee over kop), en hij geeft ons nog een lading limoenen, papaja's, pompoenen en pompelmoezen mee.