dinsdag 5 juli 2011

Kupang, West Timor, Indonesië – 2, 3 en 4 juli 2011

Wellicht zijn er over de hele wereld weinig oversteken van drie of vier dagen te vinden, waar het verschil tussen vertrekplaats en bestemming zo enorm is. Het is verbluffend en bijna onbeschrijfelijk in wat voor andere wereld we zijn terecht gekomen.

Om te beginnen zijn we in Azië beland, een ander continent. Op een plaats, het stadje Kupang in Timor, waar maar heel weinig toeristen komen, laat staan zeilboten. Dit jaar zijn we de vierde boot die hier stopt. Je merkt het zonder moeite: iedereen gaapt ons ongegeneerd aan, als we hen gedag zeggen, schieten ze één voor één in de lach en roepen ze enthousiast terug. We zijn hier plots in een overweldigende drukte beland. Minibusjes met knallende stereo’s, duizenden krioelende brommertjes met claxons, toeterende auto’s, roepende mensen, … Overal ligt vuilnis op en langs de straten. Het is een drukte van jewelste. Je weet niet wat je ziet. Mijn systeem stond op de rand van crashen toen ik hier het eerste uur rondliep, en nu ik het probeer te noteren, is het dat opnieuw. Kippen, varkens, honden, koeien en paarden lopen hier gewoon tussen alle drukte door. Er komt een pick up truck voorbij met wel dertig mensen op. Iemand passeert met tien niet zo verse vissen aan een touw over zijn rug. Op een brommer passeert iemand met zijn hele familie: zijn vrouw, zijn dochtertje en een levend varken dat aan de poten is vastgebonden en gemuilkorfd. Een man passeert ons met twee levende kippen in elke hand die hij vast houdt aan de poten. Hij gaapt ons lang aan terwijl die kippen in zijn handen pikken, en lacht uiteindelijk zijn donkerrode tanden bloot als we hem groeten. Hij kauwt beetlenut. Een legale drug hier. Overal zie je mensen erop kauwen, overal herken je ze aan hun donkerrode mond. Marktjes, kraampjes, stalletjes, … Volk, volk, volk. Iedereen lacht. Iedereen maakt geweldig veel lawaai. Druk, druk, druk….

Als we na de eerste uren aan land terug op de boot komen, haalt iedereen even opgelucht adem als we kunnen bekomen van al die drukte in de rust op onze boot. Tot moslimgebeden door de luidsprekers over de hele baai galmen. Vier of vijf keer per dag, en het begint om 4 u ‘s ochtends. 95% van de mensen is katholiek of protestant. De overige 5% Hindu, moslim of iets anders. Als ik tegen een protestant een goed bedoeld grapje maak dat die 5% verantwoordelijk zijn voor 95% van het lawaai, wordt er niet mee gelachen. We are all brothers. We don’t mind.

Overal zie je kraampjes met tientallen glazen flessen met een lichtgele vloeistof in. Het zijn mini tankstationnetjes voor de brommers. Een liter benzine kost een halve euro. Je giet de fles gewoon in je ‘naftbak’.  We gaan iets eten. In een sjiek restaurant en we betalen 2 euro per persoon. De 19 jarige dienster wordt smoorverliefd op onze achtjarige zoon Flor. En we denken dat het wederzijds is (hij kwam me stiekem haar e-mailadres op een papiertje toevertrouwen en zei dat ik het zeker niet mocht verliezen). Ward schept plezier in het groeten van de meisjes zodat ze verlegen in een giechelen uitbarsten. Sepke weet ondertussen hoe het voelt om achterna gezeten te worden door paparazzi. Alle jongens die we voorbij wandelen nemen foto’s van haar met hun gsm.

We maken een lange dagtocht, het binnenland in. Om zeven uur ‘s morgens staan we op het strand, waar een mannetje met anderhalf been klaar staat om een hele dag op onze dinghy te letten voor één euro. We rijden naar Soe, zien rijstvelden, hutjes, brommertjes, vrachtwagens, busjes, … Het landschap is prachtig. We gaan zwemmen in een buitengewoon prachtige waterval. We eten bijzonder pikant voor enorm weinig geld. We bezoeken het National Park (een met prikkeldraad omheind meertje waar een krokodil in leeft). We stoppen aan een traditionele markt om beetlenut en tabak te kopen voor de chief van onze volgende stop. En dat was ook het absolute hoogtepunt van onze rondrit: Fatumenasi. Op de top van de berg, een bezoek aan het traditioneel dorpje van de Dawan mensen in een onwaarschijnlijke natuurpracht…  De chief is een fantastische vent, het klikt en we lachen erop los. We worden in één van de ume kebubu’s (rieten hutten in de vorm van een bijenkorf) ontvangen en worden er bijna bevangen van de rook. We kopen er een magnifieke en grote Ikat, een traditioneel, lokaal geweven doek met fantastische patronen en kleuren. 

Het is prachtig hier. Te veel te zien, te veel te doen, te weinig tijd om te schrijven. Hopelijk lukt het om binnenkort internet op de boot te kunnen installeren, zodat we niet in een hurry in een restaurantje onze mails en blog moeten wegkrijgen in een straaltje internet met een prostaatprobleem.

Ah, en ik heb net ontdekt dat drie van onze zes zonnepanelen zijn uitgevallen. Net hier, nondedju. Hopelijk krijgen we het opgelost.

3 opmerkingen:

  1. blijf van die beetnelut willem, je staat daar nu met je ikea tapijt... ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een dromerige naam: Fatumenasi...bijna Fantasialand!!!! Wegdrompen maar!!!! Super!!!!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat leuk, weer nieuwe geuren, smaken, mensen, cultuur...geniet ervan!

    BeantwoordenVerwijderen