donderdag 23 juni 2011

Darwin, Northern Territory, Australië – 20 tot 24 juni 2011

Darwin, het heeft tot de laatste week voor onze aankomst altijd zo veraf gelegen, al sinds we in Australië aankwamen.

Nu liggen we in een dure jachthaven, Cullen Bay Marina, uit noodzaak, omdat er zoveel moet geregeld worden en de ankerplaats mijlenver van het stadscentrum ligt. Bovendien willen we de kinderen geen week op onze boot moeten vastzetten. In de marina kunnen ze naar believen op en af de boot en gaan ravotten op de graspleinen in de buurt, terwijl Haike en ik een druk programma afwerken.

Eerst en vooral moet de boot in topvorm gebracht worden. We hebben geen idee wanneer we de volgende mogelijkheden hebben om aan reservestukken of ander bootmateriaal te geraken. In Indonesië zal het alleszins al niet zijn, dat is nu al zeker. Dus worden alle onderdelen van de boot nog eens grondig gecheckt, geïnspecteerd, onderhouden en klaar gemaakt tot minstens volgend kalenderjaar. Er worden vele kilometers afgefietst met het plooifietsje om van de ene verre bootwinkel naar de andere nog verdere bootwinkel te trappen. De prijzen zijn hier zo hoog dat het fysiek pijn doet om iets te kopen. Voor het vervangen van ons plastic deksel van onze Raymarine plotter vragen ze bijvoorbeeld 44 dollar en ze doen er nog eens 40 dollar bovenop voor de transportkosten.  Ons vorig deksel is weggewaaid in een storm. Het zal me wat gepruts, gesukkel en creativiteit kosten om een alternatief te vinden, maar 84 dollar voor een schaaltje plastiek is een feestje dat niet doorgaat.

Vervolgens moeten we een nieuwe voedselvoorraad aanleggen. Vijf magen zullen moeten gevuld worden tijdens de komende maanden, en het is ons nog niet helemaal duidelijk wat je waar nu precies allemaal kan krijgen of wat niet.

En we mogen nog eens wat papierwerk verrichten. Dinsdag willen we vertrekken, dus moest er vandaag uitgeklaard worden bij customs (douane) en immigratie. We hebben nog een paar dagen om uit te vissen hoe we taxfree nog wat dingen kunnen kopen (zoals diesel en wat Australische wijn).

Gisteren kregen we bezoek van de ex-Tangaroa’s: de Nederlandse familie, Wierd, Caroline, Suze, Tamar en Evie. Zij hebben hun boot in Sydney verkocht en vliegen binnenkort terug naar Nederland, na nog een rondreisje in het noordelijk deel van Australië en een tussenstop in Bali.

Het doet wat vreemd aan dat driekwart van onze bevriende boten sinds ons verblijf in Australië wegvallen. Velen zijn thuis gekomen in Australië of hebben er hun boot verkocht. Anderen met meer tijd of geld doen langer Azië aan en wachten nog een jaartje om rond ZA te varen of zetten hun boot op een transport om door “pirate alley” te geraken. We zullen hopelijk nog wat nieuwe leuke mensen en families leren kennen op weg naar huis, langs die kaap van de Goede Hoop.

Het was mooi wat Caroline zei: “jullie waren de eerste cruisers die we ontmoetten op onze reis, in Portugal, en jullie zijn nu ook de laatste cruisers die we ontmoeten voor we naar Nederland gaan.” Voor hen is de cirkel rond, hun 2 jaar durende avontuurlijke missie is meer dan geslaagd. We kijken telkens met veel bewondering naar de zeilers die met hun kleine kinderen lange afstanden cruisen, zoals Wierd en Caroline en zoals bijvoorbeeld de Elena. Zelf zou ik het geduld niet voor hebben en net daarom bewonder ik ze. Zelf zou ik nooit gaan cruisen met een kind onder de zes. Maar zij doen het toch maar, en slagen er wonderwel in. Er is dus geen leeftijd te plakken op het cruisen met kinderen. Dat is volledig afhankelijk van de veerkracht van de ouders.

Tenslotte is poetsen, wassen en plassen er ook non stop bij nu we in een marina liggen. De boot moet blinken, van binnen en van buiten. De Nest moet vertroeteld worden want er staat haar een stevig jaar voor de boeg.

Eén grote meevaller is het weer. We maken hier in Darwin de koudste maand OOIT mee. Overdag wordt het ‘maar’ 30 graden maximum, en ‘s nachts durft het wel eens 15 graden worden…

Ons hoor je niet klagen!

dinsdag 21 juni 2011

Dagboek van een oversteek: Cape York naar Darwin – 15 tot 20 juni 2011

Dag 1 – 15 juni 2011, ellende

Het Great Barrier Reef heeft watjes van ons gemaakt. Door zijn bescherming tegen de grote golven zijn we zondagszeilers geworden die enkel vlak water gewoon zijn. Dat dachten we toch in het begin, toen we Seisa verlaten hadden en de Golf van Carpentaria invoeren. Wat een rotzee, zeg. We zwieren van links naar rechts en van boven naar onder dat het niet normaal is. Af en toe slaat een golf hard tegen bakboord. We waren het niet alleen meer gewoon, het IS ook een geweldige klutszee.

Van Seisia naar Darwin is ongeveer 800 mijl, en er zijn twee mogelijke tussenstops. Een eerste na twee dagen en nachten aan Cape Wessel, een tweede aan Cape Cod, ook weer twee dagen verder. Van daar is het dan nog een nacht varen tot in Darwin.

Bij het begin van zo’n lange oversteken voel ik me altijd licht paranoïde. Dat er iets wezenlijk stuk zou gaan op de boot, hier, ver weg van alle hulp. Ik kan het niet stoppen om rampscenario’s te bedenken. Mast vliegt het water in, roer breekt af, kiel dondert naar de bodem, we varen een groot gat in de boot en zinken, we kapseizen door een freakwave, ik val tijdens een nachtwacht overboord en niemand hoort het, etc… En ondertussen moeten we ons constant ergens aan vastgrijpen. Iedereen ligt lam geslagen door de woelige zee. Niemand heeft honger als ik na een uur worstelen met vallende potten en pannen het eten klaar heb (weer wahoo). Wat een ellende. Ik vraag me af waarom we dit doen.

Rond vier uur in de namiddag scheert het vliegtuig van de Australische douane laag boven onze boot. Ze roepen ons op en vragen onze gegevens. Name of the boat, please? Could you spell that for me please? Alfa, new word, Sierra Mike Alfa Lima Lima, new word, November Echo Sierra Tango. What’s the port of registration of the boat, sir? Les Sables D’Olonne. Could you spell that for me please? … Volgende keer doop ik de boot ‘Nest’ en laat ze in ‘Gap’ registreren.

Dag 2 – 16 juni 2011, ellende en gepiep

Het went maar niet. De zee is belachelijk wild, de wind is nu komen opsteken en blaast 25 tot 30 knopen. Alles vliegt heen en weer, je kan niets neerzetten of het valt om. Eten valt op de grond, drinken wordt gemorst.  Al twee dagen vraag ik me nu al non stop af waarom we dit doen.  Slapen lukt ook niet. Elke drie uur in en uit een klam en rollend bed…

Net als het licht paranoïde gevoel begint te verdwijnen, scheurt onze bimini (de zonnetent) aan de naad los. Erg is dat niet, maar een remedie tegen lichte paranoia is dat nu ook niet bepaald.

Rond vijf uur scheert het vliegtuig van de Australische douane opnieuw over. Ze roepen ons op en vragen onze gegevens. Leuke kerel aan de radio van dat vliegtuig. Nadat ik het nautisch spellingsalfabet is nog eens goed geoefend heb met 'onze ‘port of registration’, zegt hij luchtig: ‘I’m not gonna ask you to repeat that, sir. Thank you for your coöperation and have a nice night.”

Bij het invallen van de duisternis komt een boobie op de zonnepanelen een gratis lift nemen. Straf hoe de vogel er kan blijven opzitten bij zoveel gewiebel. We laten hem zitten, het arme beestje zal wel moe zijn van het rondvliegen in zoveel wind. Ook binnen ligt iedereen nog altijd lam in bed of in de zetel.

Als om middernacht mijn wacht over is en ik in bed kruip, toch een lichtje in de donkere tunnel. Door de romp van de boot hoor ik dolfijnen naar elkaar roepen en piepen die in de boeggolf meezwemmen.  Magisch. Het is een prettig gevoel in je bed te liggen en weten dat een meter onder je dolfijnen meezwemmen.

Dag 3 – 17 juni 2011, freakwave en geplette pink

De boobie is gaan vliegen en heeft de zonnepanelen en de helft van onze kuip volledig ondergescheten. Wat een ondankbare rotvogel.

Maar, zoals dat altijd gaat bij lange oversteken, op dag 3 is de lichte paranoia verdwenen. Het vertrouwen in de boot is helemaal terug, A Small Nest vaart bijzonder lekker, ligt goed in balans, geeft een sterke indruk en we voelen de boot weer helemaal aan.

We beslissen niet te stoppen aan Cape Wessel omdat we net wat ingeslingerd zijn. Gaan ankeren en dan opnieuw het proces van de eerste twee dagen ellende doormaken, daar hebben we geen zin in. En de golven worden ook wat minder, net achter die kaap.

Een half uurtje na onze beslissing krijgen we, terwijl we net alle vijf buiten zitten te lunchen (spaghetti), een gigantische golf in de kuip binnen. Nog nooit gezien. De reuze golf sloeg over de hoofden van Sepke, Ward en Flor, de kuip in. De kuip liep volledig onder. Twee boeken, een paar kussens en een t-shirt dreven erin rond. En wat nog het ergste was: de twee raampjes in de kamer van de jongens die op de kuip uitgeven, stonden open. Liters zeewater zijn in hun bed gelopen. Mestnat, van kop tot teen, zitten we elkaar eerst in shock aan te gapen, en schieten dan in de lach.

Een uur later, terwijl Haïke de kamer van de jongens probeert droog te krijgen, klemt ze haar pink tussen een deur die hard toeslaat door de golven. Vinger geplet en een flinke jaap. Pijnlijk maar met een verbandje er rond komt het wel weer goed. Haïke vloekt van de doffe ellende en vraagt zich af waarom we dit doen.

Om zeven uur ‘s avonds scheert het vliegtuig van de Australische douane opnieuw over. We waren al ongerust waar ze bleven. Ditmaal herkennen ze ons. Het is dezelfde leuke kerel van gisteren en vraagt alleen bevestiging of wij “A Small Nest” zijn en wenst ons een prettige nacht.

Dag 4 – 18 juni 2011, geheugenverlies

We zijn het eindelijk helemaal terug gewoon, ons wiebelend leven. De golven zijn nog hevig maar we kunnen er beter tegen. Iedereen verslindt het ene boek na het andere. Sepke en Ward zijn voor het eerst een Engels boek beginnen lezen. De sfeer is nu ook opperbest. We lachen veel af samen, en ik denk bij mezelf dat zo’n lange oversteken eigenlijk fantastisch zijn. Met vijf alleen op de wijde zee, ver van alles vandaan.  Dat krijg je op dag 4 dus. De lichte paranoia is volledig verdwenen en vervangen door lichte manie en een volledig geheugenverlies voor de ellende van de voorbije dagen.  This is the sea, yeah!

Er staat nu 25 tot 30 knopen wind, maar het deert ons niet. Het grootzeil is naar beneden en de genua trekt ons voort aan 8 knopen.

In de namiddag kunnen we ons zoet houden met het berekenen wanneer we door de Van Diemen Gulf moeten varen om de stroming mee te hebben en met hoog water en bij daglicht in Darwin aan te komen. Misschien komt onze aankomst aan Cape Cod net goed uit en kunnen we rechtstreeks doorvaren naar Darwin, zonder eerst het anker te moeten gooien in Popham Bay. Het zou een dag gewonnen zijn en we willen zo snel mogelijk naar Darwin en dan Indonesië.

Het vliegtuig van de douane was nog wat later vandaag. Ik was van plan een grapje te maken met de leuke kerel, maar het was een andere man aan de radio. Of ik de naam van onze boot eens kon spellen. Waar we vandaan kwamen en waar we heen gingen. En de port of registration… Mmmm.

Dag 5 – 19 juni 2011

We waren vertrokken in Seisia met het idee dat we twee dagen gingen varen tot aan Cape Wessel. We zijn intussen vier volledige etmalen aan het varen. Als we mooi op schema kunnen blijven dan halen we morgenvroeg Darwin.

We varen via de Dundas Strait langs Cape Don de Van Diemen Gulf binnen en daarna de Beagle Gulf. In de gidsen wordt gewaarschuwd dat het er nogal lelijk kan doen: woeste zeeën, gevaarlijke stromingen en een hard windeffect, allemaal op hetzelfde moment met elkaar gecombineerd. Je moet maken dat je timing met de stroming en het getij juist is (er is een tijverschil van 8 meter in Darwin!). Er wordt geadviseerd om een grote omweg te nemen rond Melville Island als je de veilige route wilt, maar dat is een geweldige omme toer en onze nieuwsgierigheid is geweldig geprikkeld om te weten hoe erg ‘erg’ die Van Diemen Gulf wel zou zijn.

In ons geval was ‘erg’: vlakke zee, weinig wind, tot vijf knopen stroming mee, eerst aardedonker en mysterieus maar dan helder en magisch verlicht door een prachtige volle maan. Machtige nacht.

De oversteek zit er bijna op. Het is 21 dagen geleden dat we een aankopen deden in een supermarkt, en dat we onze watertanks (400 liter) konden vullen. We vertrokken vijf dagen geleden in Seisia met een vierde tank water, wat verse tomaten uit het winkeltje Seisia en twee ziploczakjes wahoo.  Anderhalf jaar geleden zouden we dat onmogelijk of onverantwoord gevonden hebben. Nu constateren we bij aankomst in Darwin: het had rustig nog een dag of drie langer kunnen duren, maar als we hier straks eenmaal onder een douche zullen staan, zal het lang duren voor de volgende erin kan!

maandag 20 juni 2011

Cape York, Queensland, Australië – 14 juni 2011

En dan, vroeg uit de veren en op naar de top ! Cape York, here we come !

Bovendien is het vandaag Haïkes 40ste verjaardag, dus dat maakt het dubbel speciaal. Dagen zijn de kinderen in de weer geweest om stiekem cadeautjes te verzinnen en te maken. Haïke is verbaasd over hoeveel originele cadeautjes ze wel krijgt omdat ze niet veel verwacht had. Het is immers al twee weken geleden dat we nog een winkel gezien hebben.

IMGP9177 IMGP9244 IMGP9247 IMGP9274

We varen door de Albany Pass waar je timing maar beter juist zit, terwijl de kinderen binnen pannenkoeken bakken voor het verjaardagsfeest. Met vijf knopen stroming ‘in ons gat’ schieten we door de pas aan 12,5 knopen! Het doet vreemd aan om het land zo snel te zien voorbij gaan.

Eenmaal door die Albany Pass ronden we Cape York, het meest noordelijke punt van het Australische vasteland. De hele oostkust van Australië hebben we nu gezien. Van het uiterste zuiden (Tasmanië) naar het hoogste noorden, Cape York. Wat een eind. Wat een onmetelijk groot land is het toch.

Dat moet kapitein Cook ook gedacht hebben toen hij, na het ronden van Cape York, de Union Jack op ‘Possession Island’ plantte en zo de hele oostkust van Australië als Brits verklaarde.

Via de beruchte Torres Strait varen we richting Golf van Carpenteria. Een nieuwe zee, nadat de Stille Oceaan meer dan een jaar, sinds Panama, de onze is geweest. Wellicht zal de Stille Oceaan altijd onze favoriet blijven. Benieuwd of dat te overtreffen valt.

Tegen de middag komen we aan in Seisia, een kleine Aboriginalnederzetting, met een pier, een paar huizen, een camping en een supermarktje. De Aboriginals die we op de pier ontmoeten zijn opmerkelijk vriendelijk en nuchter. Ze laten de kinderen mee vissen en ze wijzen ons een krokodillenspoor van een grote saltie die er deze nacht aan land is gegaan om wat achtergelaten visafval op te eten.

De prijzen in het supermarktje zijn het dubbele, dus kopen we enkel wat verse groenten. Een ijsje kan er ook vanaf, omdat het feest is. Er staan opvallend veel kokosbomen in Seisia, dus nemen we ook nog wat kokosnoten mee naar de boot. Om vier uur heeft Sepke een grote schotel kokosrotsjes gebakken en komen Mads en Elin het verjaardagsfeestje opvrolijken.

Ah! En er is nog goed nieuws: we hebben een mailtje ontvangen van Pelican. Alles goed met hen en de hond. Ze hebben de krokodil in Morris gelukkig niet gezien.

Morgen beginnen we aan de lange oversteek naar Darwin.

zondag 19 juni 2011

Het laatste stuk langs het Great Barrier Reef: naar de top.

Het is  elke dag een stevige dagtocht zeilen langs dat Great Barrier Reef om aan de top van Australië te geraken: Cape York. Elke dag vroeg opstaan, het anker optrekken, 50 tot 70 mijl varen om ‘s avonds voor zonsondergang weer wat dichter bij Cape York te zijn. Het goeie eraan is dat we elke nacht goed kunnen slapen achter ons anker in de beschutting van een baai of een eilandje.

Ninian Bay, Great Barrier Reef, Australië – 7 juni 2011

Eerst varen we richting Howick Island waar het goed krabben vangen zou zijn, maar er staat teveel wind (25 knopen +) om er rustig te liggen, dus varen we verder naar Ninian Bay om beter beschut te liggen voor de nacht. Verder niets speciaals.

Flinders Islands, Great Barrier Reef, Australië – 8 en 9 juni 2011

IMGP8855Om van Ninian Bay naar de Flinders Islands te zeilen moet je Cape Melville passeren. In een gids hadden we gelezen dat er een behoorlijk windeffect kon staan, dus waren we op onze hoede toen we die kaap passeerden want het woei al 25 knopen. Met enkel de genua uit gingen we rond de hoek. Dan kwam het: 30, 35 knopen! En het bleef harder waaien! Tot 40 knopen (hiernaast op het fotootje: 39,3 knopen). En dat is verdraaid harde wind! A Small Nest stoof  voorbij die pas met enkel een klein lapje voorzeil. Adembenemend!

We waren dus wat vroeger dan gepland in Flinders.

Toen we vertrokken in België, nu bijna 2 jaar geleden, kregen we een mooi afscheidscadeau van Thomas, Els en Luna, die zeven jaar voor ons hun zeilreis rond de wereld maakten. Een aantal ‘gouden tips’ van ervaringsdeskundigen. Zoals bijvoorbeeld: ‘Maak een vlot in de San Blas eilanden’.  Er was ook één tip bij in Australië: “gooi het anker uit tussen Stanley Island en Flinders Island. Ga aan land. Op de rotsen vind je prachtige oesters. Pluk de oesters door één schelp zachtjes met een schroevendraaier en een hamer los te wrikken. Serveren met een flesje Australische wijn.” 

Ik heb er een halve aardbol mee ingezeten dat ik nu net deze tip op het cruciale moment ging vergeten, want ik ben zot van oesters. Het blijkt inderdaad een gouden tip. Gewapend met schroevendraaiers en hamers hebben we een emmer vol wilde oesters geoogst. Ze waren verrukkelijk. Wel 50 hebben Flor en ik er gegeten terwijl Haïke, Sepke en Ward ons, met iets tussen verbazing en walging, aankeken. Heerlijk!

IMGP8880 IMGP9008 

Terwijl we ‘s anderendaags nog wat oestertjes zitten te slurpen komt de catamaran Pelican de baai binnengevaren. We hebben het Australische koppel Paul en Leoni al een paar keer ontmoet onderweg langs het Barrier Reef en het zijn leuke mensen. Ze hebben een hond, Kaspar, en onze kinderen projecteren er onze hond Mika in. Paul is hier twintig jaar geleden al geweest en wist nog van een wandeling op Stanley Island, op een paar mijl van onze ankerplaats. We nemen de dinghy, draaien een verdacht krokodillenbaaitje binnen, vinden een plaatsje om de bijbootjes vast te maken tussen de mangroves en achter een rots vinden we het begin van een machtige wandeling. We zien grotten met Aboriginal   schilderijen, we zien een dugong en waterschildpadden zwemmen in de  baai aan de andere kant van het eiland, we plukken nog wat oestertjes, we vinden prachtige schelpen, de hond loopt goed gemutst van voor naar achter en houdt in de gaten of iedereen nog mee is. Verder is er geen andere mens op Stanley Island.

paul en kasparIMGP8959IMGP8964 IMGP8983

In de baai naast onze ankerbaai, hebben we ook een verlaten kampeerplaats gevonden, met twee grote zoetwatertanks vol regenwater. ‘s Avonds, net voor zonsondergang zijn we daar met ons vijven gaan douchen onder de kraantjes van de tanks. Als herboren keerden we terug naar onze Nest. Heerlijke dag.

Morris Islet, Great Barrier Reef, Australië – 10 juni 2011

We hebben nog wat oesters overgelaten voor de volgenden die getipt zouden worden en motorden weg van het paradijsje naar de volgende stop. De harde wind die de voorbije dagen constant woei was gaan liggen, er stond weinig wind, het water was vlak.

In de namiddag kwam terug wat wind opzetten en we konden net 7 knopen halen met vol gevlinderd tuig. Het was al een tijd geleden dat we nog eens een vis aan onze lijn hadden, maar nu was het plots deftig raak. Er werd snoeihard getrokken aan onze lijn. Het binnenhalen ervan was enorm zwaar. In een flits zagen we de grote vis, met grote bek, even uit het water springen in een poging te ontsnappen. Het was niet meteen duidelijk welke vis het was want het leek wel een zeemonster! Een reuzentonijn!? Neen, een gigantische Spanish Mackerel!? Neen, het is een Wahoo! Of is het een Barracuda? Ward en Flor gingen alvast de kaarten met  de verschillende vissen erop halen.

Ondertussen trok ik het zeemonster aan boord. Het was nog agressief ook, want toen ik het probeerde vast te nemen, draaide hij zich en viel aan met zijn bek vol scherpe tanden en hapte naar mijn handen. Het was een flink uit de kluiten gewassen en heftige barracuda die zich nog niet gewonnen gaf.

IMGP9031IMGP9026

Nu wisten we dat je op sommige plaatsen geen barracuda mag eten omwille van de kans op ciguatera, visvergiftiging. Toen we in Venezuela waren hebben we ook barracuda gevangen, gegeten en niet ziek van geworden, maar die waren een stuk kleiner dan dit exemplaar. Op andere plaatsen wisten we dat je geen barracuda mocht eten. Of dat hier ook het geval zou zijn, wisten we niet. En veel tijd om te twijfelen gaf ik mezelf niet omdat ik dat dier niet onnodig wilde laten afzien in onze kuip en langzaam te laten sterven. Ik wou ook niet wachten tot nog een aanval zou placeren op iemand van ons. Het monster dan maar snel verdoofd met een ferme tik en de hals overgesneden. Daarna gedissecteerd en gefileerd. Drie kwartier later was het zeemonster onherkenbaar en veranderd in 5 kilo prachtige filets in ziploc zakjes. De kinderen waren blij want we wisten nog hoe lekker Barracuda wel was (en hoe leeg de koelkast aan het worden was).

Ik had mezelf heel wat werk kunnen besparen door eerst wat research te doen. In één van de gidsen staat:

“There are few fishes in Queensland which are known to cause tropical fish poisoning (ciguatera) and which should not be eaten: Chinaman fish, paddle tail, red bass, barracuda and moray eel.” (1000 Magic Miles of the Great Barrier Reef). 

En in nog een andere gids staat:

The category Dangerous fish who bite includes barracuda, eels, groper and sharks. They are most likely to attack divers, but if caught when fishing can be very dangerous in a small boat. The safe procedure in this case is to cut the line.” 

Dat had ik inderdaad beter gedaan…

Maar ik had nu wel mijn aasje nog en dat ging opnieuw over boord. Een half uur later opnieuw beet. Een vogel! “Miljaar! Wat is dat hier, vandaag!?!”

Een boobie is naar het aasje gedoken en hing nu met zijn bek vast in de haak. Hij spartelde om boven te blijven omdat we zo snel gingen. Zo snel als ik kon de boot vertraagd en de boobie binnen getrokken. Gelukkig op tijd, de vogel was nog niet verdronken. Ik greep hem vast bij de keel om het aasje los te krijgen uit zijn bek, terwijl het arme dier een soort vuvuzela geluid kwekte. Ik zette hem in de dinghy die achter de boot hing, waar hij wat kon uitblazen. Even later sprong hij in het water en nog wat later vloog hij terug op. Oef.

IMGP9037boobie gevangen-1

Nog wat later hadden we opnieuw beet. Aan de snelheid en de kracht waarmee aan de lijn getrokken was, kon ik opmaken dat het iets ter grootte van een walvis of een olifant moest zijn. Gelukkig is die mastodont er niet blijven aanhangen. Ik heb het nu niet zitten opzoeken in een gids, maar ik vermoed dat een walvis binnentrekken in a small boat, ook zo zijn gevaren heeft.

We besloten dan maar dat het vissen vandaag behekst was, en zijn er mee gestopt.

We ankeren aan Morris Islet, een klein zandeiland op een groot rif. Aan de zuidkant van het eilandje staat één palmboom en onder die palmboom ligt het graf van een parelduiker. De palmboom is er ooit geplant om schipbreukelingen eten en drinken te verschaffen. Veel zijn er de laatste tijd niet van geweest, want de palmboom was hoogzwanger van tientallen kokosnoten. Het sap ervan was licht sprankelend en bijzonder lekker.

Portland Road, Great Barrier Reef, Australië – 11 juni 2011

Om 6u30 trekken we ons anker op aan Morris Islet en zien dat Paul en Leoni van Pelican de hond gaan uitlaten aan de zuidkant van het eilandje. Op hetzelfde moment ziet Haïke vanop het voordek aan de noordelijke punt van het eiland een rots liggen die er gisteren niet was.  Het leek verdacht veel op een grote saltie, een zoutwaterkrokodil. Pelican was intussen aan land en we konden ze op geen enkele manier waarschuwen…  Een marifoon hadden ze niet bij en om te roepen was het te ver. Hond is een erg geliefd gerecht voor de krokodillen. Paul, Leoni en hond Kaspar liepen aan het andere eind van het eiland, en toen we terugkeken naar die ‘rots’, was die plotseling verdwenen… 

Als we voor het donker in onze volgende ankerplaats wilden zijn, moesten we voortmaken. We konden niet wachten tot die hond uitgelaten was, dus voeren we met een dubbel gevoel verder, met de verrekijker achter ons turend. Misschien waren we overbezorgd en was het wel allemaal ok. Paul wist ons tenslotte bijzonder veel bij te brengen over de salties en was altijd op zijn hoede als hij de hond uitliet, dus dat zou wel goed komen.  We zagen ze met hun dinghy terug naar de boot varen, maar we konden niet zien of die hond er wel bij was, noch wie er in de dinghy zat.

Tijdens het zeilen ontdekten we later die namiddag plots een streepje internet, bij een Aboriginal nederzetting. Dat zorgde voor de nodige stress. Snel de mails checken na zoveel dagen, een flard van de blog proberen te posten, constateren dat er niet veel op facebook stond, een paar mails versturen om wat dingen te regelen voor de boot in Darwin, … en een mailtje sturen naar Pelican. Of alles OK is, want ze leken ons niet te volgen.

Goeie wind, vlak water, dus we liepen sneller dan gemiddeld en ankerden ruim voor zonsondergang in de baai van Portland Road. Portland Road is een gehuchtje waar 7 huizen staan en geen gsm-netwerk noch internet is. Twee pensionnetjes, één restaurantje (dat ‘s avonds gesloten is), drie gewone huizen en een huis dat te koop staat. De eigenaar van één van de pensionnetjes kwam een babbeltje slaan. Of hier nog iets te zien was, vroegen we. Buiten de twee openbare telefooncellen daar, staat hier niets opmerkelijks, zei hij.  ‘Pure isolation’. ‘Ah, en pas op als je de dinghy terug in het water legt. Er zit hier een grote krokodil van 4 meter lang.’

Terwijl we in het schemerdonker met de Moo naar de Nest voeren, vroegen we ons af waar Pelican zat. Gisteren hadden ze gezegd dat ze ook hierheen gingen komen. Dju toch.

Shelburne Bay, Great Barrier Reef, Australië – 12 juni 2011

IMGP9116Bij het opstaan werd ik leuk verrast: vaderdag vandaag. Ik wist geeneens dat het zondag was, laat staan dat het vaderdag was. De kids hadden tekeningen gemaakt, grappige bonnen en een armbandje. Van Haïke kreeg ik een obsceen stuk koraal.

Veel tijd om te feesten was er niet, want er moest opnieuw gevaren worden. En dat ging  snel. Ik haalde snel de vislijn weer binnen toen er dolfijnen opdoken aan onze boeg. Ze escorteerden ons een hele tijd terwijl de kinderen ze vanop het voordek goed konden volgen. Eentje had een gehavende rugvin en vele littekens op de rug, wellicht van een schroef, was de conclusie.

Omdat we dringend behoefte hadden aan wat voedsel en het nog minstens een paar dagen varen was tot het volgende winkeltje, vroegen we Mads van Go Beyond om ook voor ons te vissen. Hun vriesvak zat nog vol vis van de vorige vangst, maar ze wilden ons met plezier helpen en gooiden hun vislijn uit.

Bij het binnenvaren van Shelburne Bay zagen we een groot beest onhandig uit het water springen. Een krokodil die in een school vissen had gehapt. We voelden ons rottig dat we nog steeds niet wisten hoe het met Pelican was.

IMGP9128

Een half uurtje later kwam Go Beyond de baai binnen gedraaid. Ze hadden ons een gigantische wahoo gevangen. Groot feest aan boord van A Small Nest met Mads en Elin erbij. Wahoo in een korstje van gemalen cornflakes met rijst en een tomatensaus. Heerlijk.

 

 

Escape River, Great Barrier Reef, Australië – 13 juni 2011

De volgende dag opnieuw een lange dag varen van 70 mijl. Vissen hebben we niet meer gedaan want die wahoo is zeker nog goed voor vier maaltijden.

Terwijl Haïke de kinderen onderwees (de laatste lessen van dit schooljaar), stond ik visbouillon te maken van het wahoo karkas. De vissoep met rouille was lekker, de tocht was lang, de vermoeidheid begint wat door te wegen. We ankeren voor een pearl farm in Escape river, maar we gaan niet meer aan de kant en duiken meteen onze nest in, nadat we samen een aflevering van Planet Earth bekeken.

Escape River is de laatste stopplaats voor de top van Australië, Cape York. Straks mogen we de boeg opnieuw naar het westen draaien. We zijn blij dat we morgen in een dorpje zullen zijn, met internet, want we willen weten hoe het met Pelican is…

zaterdag 11 juni 2011

Great Barrier Reef…

Weinig internetmogelijkheden eenmaal ten noorden van Cairns, dus een lange blog over een lange afstand.

Low Isles, Great Barrier Reef, Australië – 31 mei 2011

IMGP8513 We varen nu constant in het eeuwenoude kielzog van kapitein Cook. Hier als eerste varen, in 1770, tussen alle eilandjes en riffen, zonder moderne navigatieapparatuur noch kaarten is bijzonder bewonderenswaardig. En wat ook bewonderenswaardig is, zijn alle namen die Cook heeft moeten verzinnen om alle eilandjes en riffen die hij tegen kwam in kaart te zetten. Zijn inspiratie moet een dipje gehad hebben, toen hij Low Island zag. Een laag klein eilandje.

Er staat nu een mooi vuurtorentje op uit 1878 en er is een wetenschappelijk researchcentrum gevestigd waar ze ooit baanbrekend werk verricht hebben om het leven van koraalriffen beter te begrijpen.

Voor ons is het goed om de kinderen eens goed op te laten rond jakkeren, een nachtje te slapen en dan naar het volgende eilandje waar Cook een naam voor moest verzinnen.

 

Hope Island, Great Barrier Reef, Australië – 1 juni 2011

Tussen Low Isles en Hope Island liep het helemaal fout met onze kapitein Cook en zijn boot, de Endeavour. Hij voer op een rif. Een ramp. Zijn blog was een logboek en daarin schreef hij dit:

“At this time I had everybody at their stations to put about and come to an anchor; but in this I was not so fortunate, for meeting again with deep water, I thought there could be no danger in standing on. Before 10 o’clock we had 20 and 21 fathoms, and continued in that depth until a few minutes before 11, when we had 17, and before the man and the lead could heave another cast, the ship struck and stuck fast… upon the SE edge of a reef of coral rocks…”

Dat “reef of coral rocks” heet nu Endeavour Reef. We zijn er dicht langs gevaren en ons voorgesteld hoe het er op de Endeavour moet aan toe gegaan zijn. Paniek, gat in de boot, water maken, alle ballast over boord gooien… Ze konden een zeil over het gat spannen om het zinken tegen te gaan, en als bij wonder ging toen de wind plots liggen. En zo konden ze van het rif geraken. Het eerste eilandje dat hun redding kon zijn, noemde Cook “Hope Island”.  Hij geraakte zelfs nog verder, tot in de ‘Endeavour River’ aan het vaste land, waar nu het stadje Cooktown gevestigd is.

IMGP8571 Wij zijn wel gestopt in Hope Island. Het is zo klein dat je het in 20 minuten helemaal rondgewandeld hebt. Mads en Elin van Go Beyond komen nog Sepkes rabarbertaart proeven, we spelen met de kaarten (kingen) en kruipen dan vroeg onze nest in.

 

Cooktown, Great Barrier Reef, Australië – 2 juni 2011

IMGP8587 We moesten het toch gezien hebben, Cooktown, waar kapitein Cook zes weken verbleef om zijn beschadigde Endeavour weer op te lappen. Het contact tussen de bemanning van de Endeavour en de lokale Aboriginals was schaars en ze waren bijzonder wantrouwig ten opzichte van elkaar.  Het kwam gelukkig nooit tot een confrontatie. Voor het eerst werd toen door ‘Westerlingen’ een kangoeroe gezien. De naam “kangoeroe” is trouwens een vergissing. Wellicht ging het er zo aan toe: de bemanning van de Endeavour ziet voor het eerst een kangoeroe. Ze vragen aan een Aboriginal wat voor dier het is. Die Aboriginal antwoordt met “kangoeroe”, wat “ik begrijp je niet/ik weet het niet” betekent.

Er staat een standbeeld van “Cookie Boy” zoals ze hem hier noemen, en er is een museumpje. Voor de rest valt er niet veel te beleven. We liggen met de boot op een zakdoek geankerd, voor de kade van het stadje. Veel ruimte om rond ons anker te zwieren is er niet omdat het redelijk druk is in dat kleine riviergeultje. We beslissen dan maar om vijftien mijl verder te gaan slapen, bij Cape Bedford.

 

Lizard Island, Great Barrier Reef, Australië – 3, en 4 juni 2011

IMGP8617

En dan het voorlopige toppunt van het Great Barrier Reef: Lizard Island. Een groot en prachtig eiland waar een klein resort op staat. Bijzonder mooi resort, waar de nadruk ligt op afzondering: om er te geraken moet je vanuit Cairns een hyperduur vliegtuigje (minstens 500 dollar pp) nemen, kinderen onder de 6 jaar zijn niet toegelaten, en de zeilers die in de baai komen ankeren mogen er ook geen voet binnen zetten. Het exclusief karakter van het resort werd recent nog in de verf gezet door het gerucht dat prins William en prinses Kate hier hun huwelijksreis gingen doorbrengen (uiteindelijk hebben ze die in de Seychellen  doorgebracht op een privéyacht, zo mogelijk nog exclusiever als je geëscorteerd wordt door de Britse marine tegen de piraten).

Soit. Exclusief of niet, ons anker bijt met veel goesting in de prachtige Watson’s Bay en wij springen met veel goesting in het kraakheldere water om te gaan snorkelen. Geen krokodillen hier, want Lizard Island is te ver weg van het vaste land (en moest er een krokodil zich hier toch wagen, zou die wellicht te maken krijgen met het exclusieve karakter van het resort en overgeplaatst worden naar een minder exclusief gebied). Wel reuzenschelpen, kleurrijke visjes en mooi koraal.

Natuurlijk is ‘Cookie Boy’ hier ook geweest. Om een uitweg te zoeken uit het Great Barrier Reef. Hij klom naar de top van Lizard Island om de riffen te kunnen bestuderen en een passage te vinden om eruit te geraken. Hij vond “Cook’s Passage” vanop “Cook’s Look”.

Flor werd geveld door koorts, dus had ik een mooie uitvlucht om de lange en steile wandeling naar Cook’s Look te ontlopen. Haïke nam Ward en Sepke op sleeptouw en beklommen die berg. Prachtig en helder weer, dus konden ze net als kapitein Cook “Cook’s Passage” en alle omliggende riffen zien liggen.

IMGP8664 DSC01528 IMGP8692DSC01486

In de namiddag zijn we nog eens gaan snorkelen in een andere baai (Mermaids Bay) waar we schitterend koraal zagen, prachtige vissen, weer die reuzenschelpen en flink uit de kluiten gewassen kreeften. De schrik om nog een boete op te lopen is groter dan de goesting in kreeft, want we laten ze de vrijheid omdat het hier verboden is om ze te vangen.

Cod Hole, Great Barrier Reef, Australië – 5 en 6 juni 2011

‘s Anderendaags zijn we klaar voor ‘het echte werk’. We vertrekken samen met Go Beyond 15 mijl oostelijk naar de rand van het Great Barrier Reef. Ribbon Reef no 10, Cod Hole. Het is in alle gidsen beschreven als één van de topduiken ter wereld, dus dat moest absoluut afgevinkt worden van ons lijstje.

IMGP8772We pikken een publieke boei op, vlak tegen het rif en springen eerst in het water om wat te snorkelen. De legendarisch grote Potato Cod’s (aardappelkabeljauw) kwamen ons onmiddellijk gedag zeggen. Zelfs toen we ze na een half uur wel gezien hadden en verder snorkelden langs het koraal bleven ze ons escorteren. Verder in de diepte zagen we de witpuntrifhaaien heel mooi rondzwemmen. Schitterende zichtbaarheid in het water, het was formidabel.

 

IMGP8748foto ward

Na de lunch mochten de kinderen op Go Beyond met Elin gaan kaarten, terwijl Mads, Haïke en ik gingen duiken.

En dan gebeurt iets onnozels. Toen we van onze boot met onze duikuitrustingen in het water sprongen en de laatste checks bij elkaar deden alvorens af te dalen, moet Mads zijn onderwatercamera met behuizing en flash losgelaten hebben. Hij merkte het als we op 12 meter diepte waren. Ons duikplan veranderde in het opsporen en zoeken van zijn camera. We hebben overal gezocht, maar niet gevonden. Bijzonder jammer voor Mads en het verliezen van zo’n mooie en dure apparatuur. Het positieve ervan was dat we een heel intense duik hadden en we op een relatief kleine oppervlakte àlles onderzocht hebben, en zo ook veel meer gezien hebben op microniveau dan we normaal zouden doen.

Om drie uur moeten we onze zoektocht staken om terug een veilige ankerplaats te gaan zoeken bij Lizard Island en er de nacht door te brengen. Maar het was zo’n magische dag, dat we bij het avondmaal met Mads en Elin besloten om de volgende dag terug te keren als we onze duiktanks gevuld kregen in het exclusieve resort.

We zijn teruggekeerd naar Cod Hole. Met gevulde tanks. Het personeel van het resort was bijzonder vriendelijk, hadden begrip voor onze situatie en vulden met plezier onze flessen. Topklasse.

Het heeft echter niet mogen baten. Na eerst met iedereen alles afgesnorkeld te hebben, werd nog eens gedoken, maar de camera bleef onvindbaar. Wellicht zonk de camera minder snel dan we vermoedden en zal ze ver weg en heel diep afgedreven zijn.

Al bij al heeft die verloren camera ons wel twee dagen laten genieten van één van de topplaatsen langs het Great Barrier Reef. En er zijn ergere overnachtingsplaatsen te verzinnen dan voor anker liggen aan Lizard Island.

Met slepende voeten neem je afscheid van zo’n pracht, om weer een lang stuk te gaan zeilen naar één of andere krokodillenbaai.