woensdag 16 februari 2011

Noordwaarts! Door de outback.

14 februari 2011

Na de heerlijke verjaardag van Sepke kramen we op en rijden richting Adelaide. Invallende duisternis doet ons stoppen in Mannum. Vanaf zonsondergang rij je hier niet meer op de wegen, tenzij je een grote truck bent of uitgerust bent met een “bullbar” om je wagen te beschermen tegen kangooroos. Als je dat niet hebt rij je ‘s nachts je auto in frieten omdat die beesten compleet verward raken bij het zien van koplampen en op het laatste nippertje nog voor je wagen springen. Als je dat voor hebt met een grote ‘roo’, kan je een ‘total loss’ riskeren.

We riskeren het wel om nog eens een gratis kampeerplaatsje te nemen, want het is geen weekend. Prachtig zicht op de rivier, en allemaal ouderen rondom ons. Hèhè. Om boodschappen te doen nemen we de gratis ferry naar de overkant. We eten spaghetti met kangooroogehakt.

15 februari 2011

We besluiten onze geplande landtrip in te korten. Ons ambitieus plan om eerst naar Flinders, dan naar  Coober Peedy en uiteindelijk naar Broken Hill te rijden, spat uiteen bij het besef van de kost ervan. Ik ga het hier niet nog eens zeggen hoe duur Australië geworden is, de benzine is het ook. Skandinavische prijzen zijn het…  Hotels en restaurants zijn al helemaal buiten ons budget en nu horen we dat er heel wat campings gesloten zijn op die route omwille van de overstromingen en het ongedierte dat daarbij komt kijken (ratten).

Met spijt in het hart beslissen we rechtstreeks naar Broken Hill te rijden. Een machtig mooie tocht door de ‘outback’. Het valt op hoe groen het dorre Australië op dit moment is. La Nina zorgt voor zoveel regenval dat de woestijn, de outback van Australië er groen bij ligt. Alle autochtonen hebben het er vroeg of laat over in een gesprek: lang geleden dat ze het nog zo groen geweten hebben…

De rit van bijna 700 kilometer naar Broken Hill heeft iets magisch. Je houdt je bezig met het plannen waar je gaat tanken en voor de rest rij je op een tweebaansweg waar je honderden kilometers na elkaar geen levende ziel noch enig teken van beschaving kan zien. Af en toe zie je een ‘road train’. Een vrachtwagen die 30% dikker en groter is dan de gemiddelde vrachtwagen in Europa, en die er nog eens een even gigantische aanhangwagen achter heeft. Als je ze kruist is het al spannend want de hele auto beweegt van de luchtverplaatsing dat zo’n ding veroorzaakt. Als je zo’n monster moet voorbij steken is het helemaal spannend, want ze nemen iets meer dan 1 rijstrook in, zodat je vol gas op het randje van de tegenliggende rijstrook moet rijden. 

Er was enthousiasme in de auto toen we plots een écht trein konden inhalen die dezelfde richting uit reed. De Indian Express. We reden zeker 50 kilometer zij aan zij met die legendarische trein. Door de compleet desolate outback.  Af en toe de Indian Express wat verder voor ons, bleef wat hangen en dan wij weer een stukje lichtjes voorop. Maar we bleven in elkaars zicht. Het leek wel “buddy-sailing”op een oceaan… Heerlijk.

En dan, na al die honderden kilometers duikt er, in het midden van het rosgroene niets, plots een gigantische stad op. Het is surreëel… Broken Hill.  tbc.

De verjaardag van Sepke – 13 februari 2011

Ze werd op een vrijdag de 13de geboren. Om 13u13. Na een arbeid van 13 uur. We wisten toen nog niet wat ons dat zou brengen: ongeluk of voorgoed verlost zijn van alle bijgeloof. Vandaag is ze 13 jaar geworden. En er zit meer levensvreugde en geluk in haar dan we ooit hadden kunnen wensen.

Uit het dagboek van Sepke:

Ik werd wakker en besefte dat het mijn geluksdag was. Ik ben 13 jaar. Een hele tiener, bijna een puber. Iedereen lag nog in de tent te slapen, maar al gauw werden ze wakker en feliciteerden ze me. Daarna ging mama naar het toilet, Ward en Flor gingen buiten spelen. Ik ging binnen in de tent alles opruimen en toen ik klaar was, ging ik buiten een luchtje scheppen. Daar stonden mama, papa, Ward en Flor voor mij te zingen. Mijn stoel was versierd met vlaggetjes en op tafel lagen tekeningen en op een bord stond nummer 13 in snoep geschreven. Er waren 2 tekeningen van Flor, 2 tekeningen van Ward, een prachtige tekening van mama en een bon van papa. De bon hield ik als laatste. Daar stond op: “of je kan naar de boot of je kan deze namiddag gaan PAARDRIJDEN!”. Papa wilt heel graag terug naar de boot, maar hij moet nog even wachten want ik koos natuurlijk voor het paardrijden.  En het was nog niet alles. Er kwamen nog cadeautjes. Er waren boeken van ‘Gossip Girl’. Een hele reeks. Mama en ik zijn er verzot van!  Mama heeft mij ook een soort vijl gegeven waar je nagels van gaan blinken.

We maken ons klaar om te gaan paardrijden en voordien stoppen we nog even in de Mac Donalds! Dan gaan we naar de manège en ik ben zo zenuwachtig plus super blij! We zijn er en er staan al 3 paarden klaar. Papa, ik en de begeleidster gaan alleen rijden!

Eerst krijgen we van die typisch Australische korte paardenschoentjes. Zeer grappig. Mijn paard was Woody en die van papa was Harmony. We zetten onze stijgbeugels goed en 1, 2, 3 op het paard zit ik. Zo fier als een pauw. Ik voel mij een echte tiener. Het voelt goed om weer op een paard te zitten!

En weg zijn we. Door de bossen: stap, draf en galop. Het was heerlijk. Het was zalig!  We zagen kangoeroes en een Echidna. Na het paardrijden afzadelen en dag zeggen tegen Woody en Harmony.

Nu gaan we een vieruurtje eten. Het is een Pavlova. Typisch Australisch. Dat is een soort grote merengue met vla en er op aardbeien en kiwi en niet te vergeten 13 kaarsjes! Na het heerlijke vieruurtje hebben papa en Flor tegen mij en Ward gevoetbald. Raad eens wie gewonnen was? Papa en Flor hadden 9 en wij hadden met 10 punten gewonnen en mama zat ‘Gossip Girl’ te lezen.

Papa en mama maken het eten en ik zat helemaal in mijn boek ondergedompeld. Het eten was een rijstpotje. Wat mama altijd doet is: ze maakt het lievelingseten van de jarige en mijn lievelingseten is rijstpotje en daarna dessert. Ik denk dat iedereen het al weet wat mijn lievelingsdessert is want ik ben verzot op snoep!

Het dessert was een groot kampvuur met marshmallows en koekjesdeeg dat je rond een stok moest draaien en dan braden. Terwijl we dat aan het doen waren hebben Anton en Michèle en Finn mij gebeld voor mijn verjaardag. Ik heb ook een berichtje van Oma en Opa gekregen en heb ook een telefoontje van Mads en Elin gekregen, zij zijn van Go Beyond, en nog veel mailtjes van vrienden en familie en van Loetje en Bea en van Ilse en Jeroen, enzovoort enzovoort…  Ik vond het super dat zoveel mensen aan mijn dag dachten. Dank u wel en na een heerlijke en vermoeiende dag lekker gaan slapen in mijn campingbedje.

Veel groetjes,

Sepke

dinsdag 15 februari 2011

Tussen Hemel en Hel – van Melbourne naar Adelaide

Donderdag 10 februari 2011

We laten Melbourne achter ons, draaien de ‘Great Ocean Road’ op en volgen één van de mooiste kustroutes ter wereld richting Adelaide. Normaal gezien overleef je deze route niet van de hitte als je geen airco en genoeg drinkwater mee hebt. In onze auto staat de verwarming op (het is buiten 18 graden) en de ruitenwissers piepen regelmatig over de voorruit.  La Nina lacht met ons.  Maar het moet gezegd: het is een mooie route en de sfeer is optimaal. We zien koala’s in de bomen boven ons maffen als we picknicken onderweg.

Het wordt allemaal beter in de namiddag. Het weer klaart op en de temperatuur stijgt. We stoppen in Cape Otway, een belachelijk klein gehucht, rijden nog een paar kilometer over een zandweg naar een camping die in ons ‘gratis-camping-boek’ beschreven staat. Het is warm als we de tent opzetten, de kinderen gaan even zwemmen in het riviertje en ondertussen beginnen we het avondeten (trio van pasta) te koken.  Zou kamperen dan toch nog leuk kunnen zijn?

Neen. Het begint te regenen als we aan het eten zijn. We passen met onze vijf stoeltjes net onder een tentzeiltje als iedereen een stukje van zichzelf laat natregenen. In het begin is het allemaal nog wel geestig. We gooien onze lege borden gewoon het gras op om moeder natuur de afwas te laten doen, en de jongens amuseren zich met dat tentzeiltje en vangen zoveel mogelijk drinkwater op. Ah ja, zouden we het weer tijdens het kamperen dan toch nog kunnen relativeren?

Neen. Twee uur later liggen we binnen in onze tent. ‘t Is te zeggen, vangen we de regen op die in de tent binnen drupt. ‘t Is te zeggen, binnen gutst. De vloer van de tent wordt één grote plas, want de tent is blijkbaar zo gebouwd dat de onderkant wél waterdicht is. En we zijn er zeker van dat we ze niet omgekeerd opgezet hebben. Uiteindelijk vinden we vrede met onze situatie. Het is niet koud, het tocht niet, het is alleen maar wat water. En daar leven we nu toch ruim anderhalf jaar heel dicht bij. Misschien is het kamperen wel veel leuker als er veel water in de buurt is?

Neen. Om 23u liggen we klaarwakker in onze tent. Het is net gestopt met regenen, maar een groep van 10 uitbundige jongeren heeft net besloten om verstoppertje te beginnen spelen omdat het gestopt is met regenen. Ik heb geen zin om mijn voeten nat te maken (er ligt een plas in de tent) om me met hen te gaan bemoeien en probeer zen-gewijs opnieuw de slaap te vatten.  Uit empirisch onderzoek blijkt dat zattemansverstoppertje drie uur duurt en onverstoorbaar is. Als ik koud krijg en ik mijn trui neem, ontdek ik dat die de helft van de plas in de tent heeft opgeslorpt. Ik ga in een traumatische shock en beslis nooit meer een woord te zeggen, behalve “boot”. Erger kan het toch niet worden?

Vrijdag 11 februari 2011

Neen. De ochtend brengt niet veel soelaas. We kunnen onmogelijk de tent opkramen want het giet bakken uit de lucht. Hozen in een tent in Australië, wie had dat ooit verwacht? We maken een constructie met twee extra tentzeilen om boven onze tent te spannen en zo het water buiten te houden. We stappen kletsnat in de auto en rijden een dorpje verder om wat aan toerisme te doen. Van de Great Ocean Road is nu helemaal niks te zien want de regen valt uit dikke mistwolken. Buiten de Great Ocean Road is hier geen reet te bezichtigen (buiten wandelingen natuurlijk).  We gaan eten in Apollo Bay. Fish & Chips.  Een positieve verademing in een goedkope foodcourt: het is lekker, het is binnen en je kan er drogen. Als we terug aan de tent komen, is het gestopt met regenen en zien we dat de constructie van de tentzeilen werkt. De groep jongeren is verdwenen. Sepke werkt haar Nederlands af en de jongens gaan op het strand spelen. Een straaltje zon, wat nieuwe moed, het leven ziet er plots terug wat draaglijker uit. Zou dit de ommekeer in ons kampeerbestaan betekenen?

Neen. Om 21 uur, net als we rustig willen gaan slapen, valt de regen opnieuw met bakken uit de lucht en zijn er drie ‘johnnybakken’ van auto’s met jongeren de camping opgereden. Ze hebben besloten dat ze het plaatsje naast het onze het leukste vinden. In mijn opnieuw opgekomen traumatische shock doe ik iets wat ik anders nooit doe: een slaappil nemen en hopen dat het morgen allemaal maar een slechte droom was.

Zaterdag 12 februari 2011

Het was geen slechte droom. Het was een nachtmerrie. Van het ergste soort. Ondanks die pil werd ik om 1 uur wakker van het gedreun van de bas uit de gepimpte johnnybak naast ons.  Ze lachen onze vraag of het wat stiller kan weg. Geen gsm-bereik hier, dus klikken bij de flikken kan ook al niet. Ze gaan nog wat luider tekeer. We liggen nog meer dan een uur wakker en beramen ondertussen onze wraak. Zou die zoet zijn?

En of! Bij het krieken van de dag kramen we onze tent op met het nodige luid gezang en geroep. Als toetje hebben we onze “wc-emmer” op hun kampeerplaatsje uitgegoten. Zo. Wraak onder het motto: “Op onze kop mogen ze pissen, maar als ze er nog eens een liedje bij gaan zingen…”

De rest van de dag rijden we blij gemutst onder een zonnige hemel verder. We stoppen langs de Great Ocean Road bij de 12 apostelen, Lord Ard Gorge, The Arch en de London Bridge.

‘s Avonds stoppen we in Narrawong. Een betaalcamping. Ons ga je in het weekend zo snel niet meer op een gratis camping zien. Dat trekt schorriemorrie als een wc-emmer vliegen.

zaterdag 12 februari 2011

Melbourne, op bezoek en bezoek

Heerlijk warm is het, hier op het vasteland van Australië, in Melbourne. Net wat we nodig hadden. De eerste avond boeken we een goedkope F1-hotelkamer in het centrum van de stad, omdat elke camping zowat 50 kilometer uit het centrum ligt en omdat we afgesproken hebben met Brad & Cat van zeiljacht Ghost in het centrum van Melbourne.

Bijzonder leuk weerzien met Brad en Cat. We halen herinneringen op bij schandalig dure pinten (9 dollar per pint!, maar wel een goeie: de Pale Ale van Little Creatures) in een hip cafeetje. Brad stelt ons voor om een nacht of twee bij zijn ouders te overnachten. Ze wonen in Mornington Peninsula, een prachtig schiereiland, zestig kilometer buiten het centrum van Melbourne. En zo’n uitnodigingen gaan we natuurlijk bijzonder gretig in. Elke minuut weg uit een tent is er één gewonnen. 

We kunnen dus logeren bij de ouders van Brad. Het is altijd bijzonder leuk om lokale mensen te leren kennen, nieuwe vrienden te maken en dak boven je hoofd te hebben. Ze hebben bovendien bijzonder veel kampeerervaring en kunnen ons heel wat nuttige tips geven over onze tour.

Nadat we Melbourne bezochten op een dagje (het museum voor film en televisie en het grootste casino van het westelijk halfrond), reden we de oprit op van Huey en Diane… Heerlijk leuke mensen zijn dat, van de eerste minuut dat je ze ziet.

We beleven een heerlijke tijd samen. Geweldige bbq, mooie tour rond het Mornington Peninsula met Brad als gids, we koken de tweede avond lekker eten voor onze gastheer en –vrouw, enz…

Bij het wegrijden bevestigen we elkaar nog eens dat voor de rest van ons leven de beste gastheer en –vrouw willen zijn voor gelijk wie die bij ons passeert.

Daarna rijden we naar een camping in de buurt van de luchthaven van Melbourne. Sander, de kapitein van de Lamawaje, waar we samen de Atlantic mee overgestoken hebben, is op zakenreis in Australië. En hij heeft wat tijd om ons te bezoeken. Heerlijk bijkletsen, hem overtuigen dat “de Pacific” de crème de la crème” is en dat hij niet mag stoppen met zeilen vooraleer hij dat in zijn leven gedaan heeft. Leuk hoe we elkaar na een dik half jaar terug zagen, hoe de conversatie onmiddellijk op volle toeren draaide en dat we drie uur later opnieuw als dikke vrienden afscheid moesten nemen.

Bezoeken en bezocht worden, ‘t is van ‘t leukste dat er is.

zondag 6 februari 2011

Het westen van Tasmanië

Het westelijk deel van Tasmanië is het wilde en ruige stuk van het eiland. Op sommige plaatsen is nooit iemand geweest. Sommige stukken zijn onbereikbaar. Er staan hier bomen van duizenden jaren oud, diep in het regenwoud. Ondoordringbaar, ruw en wild. Het weer is dat ook. Op één dag passeren hier met gemak alle vier seizoenen. Het ene moment sta je lekker in de zon te genieten van een prachtig uitzicht, tien minuten later moet je ergens beschutting zoeken voor ijzige wind en hagelstenen of sneeuw.

Als je een paar honderd kilometer rijdt en je hebt zo’n knopje als wij, waar je de buitentemperatuur mee kan zien, dan zie je het onvoorspelbaar verspringen tussen 5 en 21°C. Eenentwintig graden. Dat is de warmste temperatuur die we hier in de Tasmaanse zomer hebben mogen noteren (buiten 1 keer 28°C, maar dat was in onze cottage met de verwarming op maximum om Haïke te ontdooien).

Dat ruige en wilde merk je ook aan de mensen. In heel Tasmanië valt het typisch Australische ‘mate’ of ‘darling’ sowieso al weg. In het westen van Tasmanië wordt dat bijna vervangen door ‘you f$*#ing bastard’ of als ze uitzonderlijk veel van zeg zouden zijn ‘you stupid son of a bitch, get out of my face or I’ll kill you with an axe or another thing that’s lying in the back of my ute’.

Queenstown, daar waren we dus gebleven. Omdat de plaatselijke Frank Deboosere ‘s nachts 5 graden voorspelde gaven we er de brui aan om die tent opnieuw op te zetten. Er is een limiet aan kou lijden in de zomer, en die hadden we bereikt. De onderhandelingstechnieken werden opgepoetst en we konden een flinke hap uit de prijs van een cottage afdingen (75 dollar per nacht voor ons 5 in plaats van 120). Wij blij en warm. Overdag deden we onze excursies en wandelingen, ‘s nachts sliepen we in een gammele, maar warme cottage.

We hadden er zelfs een televisietje, waar we live de verwoestingen konden volgen die Yasi aanrichtte in Queensland. En met dank aan Stanislas: ‘t is wel belangrijk te weten dat Queenstown,waar wij waren, niets te maken heeft met Queensland, en dat deze zowat 2000 kilometer uit elkaar liggen. Wij zaten veilig en ver van de cycloon. Het was opmerkelijk hoe goed die Australiërs voorbereid waren op die cycloon. Elke levende ziel was er of geëvacueerd, of ondergebracht in een refuge centrum, of uitgebreid ingelicht. Ze wisten precies waar de cycloon aan land ging komen, met welke kracht. Het werd de grootste en krachtigste cycloon die Australië aandeed (vergelijkbaar met Katrina in New Orleans) in het druk bewoonde gebied van Queensland. Er viel slechts 1 dode en er werden 3 kinderen geboren tijdens de storm. Onwaarschijnlijk.

Gelukkig was er dus ‘t een en ‘t ander te zien op tv want we hadden twee dagen onophoudelijke regen. De kinderen deden schoolwerk en wij lazen wat bij.

Tussen de regenvlagen door werd er gewandeld. Dat is de kernactiviteit voor een toerist in Tasmanië. Wandelen. De Ardennen is er niks tegenover, je ziet prachtige dingen, maar het blijft wel wandelen, en er zijn leukere dingen te verzinnen voor een kniepatiënt als mezelf.

We bezoeken het dorpje Strahan. Het is er doods vanwege het slechte weer. In het informatiecentrum staan drie mensen achter de balie. Ze waren zo hongerig naar toerist dat ze ons bijna verslonden. Ik werd niet goed van de mogelijkheden aan wandelingen die we daar kregen. We bezochten het houtbedrijf dat de Huon Pine verdeelt vanuit Strahan. Pim had het er reeds over in een van de reacties. Huon Pine is bijzonder hout. Het rot nooit, heeft prachtige nerfmotieven en heeft een bijzonder aangename geur. De bomen leven meer dan 2000 jaar, en beginnen zich pas voort te planten na 500 jaar. Enkel de omgevallen bomen worden verwerkt, de rest blijft onaangeroerd in de onbereikbare delen van het diepe regenwoud van Tasmanië. Houden zo.

We gaan voor de verandering nog wat wandelen. In de Henty Dunes, langs de Ocean Road, naar de Nelson Falls en nog eens drie wandelingen rond Frenchmans Cap.

We sliepen vier nachten in onze cottage en dan was het tijd om verder te gaan. De gordijnen vielen op de grond, de badkamerdeur sprong uit z’n hengsels en de kraan van de douche brak in stukken. Allemaal Yasi!

Next stop was Gowrie Park. Waar we nog een goedkopere indoor overnachting vonden. Een container met een vuurtje en zes bedden in. 60 dollar per nacht. Hier vielen geen gordijnen op de grond, noch sprongen er badkamerdeuren uit hengsels of ging een kraan stuk. Die waren er gewoonweg niet. Twee nachten sliepen we er. Overdag gingen we… wandelen.

We bezochten Sheffield met zijn muurschilderingen, Latrobe met zijn reuzeplatypus (reuzevogelbekdier). En we gingen naar Cradle Mountain om er in de gietende regen te gaan… wandelen. Enig lichtpunt waren de drie wombats die we in het wild zagen grazen. Haïke en de kinderen gingen nog een lange wandeling rond Dove Lake maken, maar mijn knie weigerde medewerking.

Tasmanië, het is mooi geweest. Letterlijk en figuurlijk. De wilde natuurpracht zal ons altijd bijblijven. Maar we zijn ook blij het koude regenweer voor de tropische droogte van het Australische vasteland in te wisselen, en niet meer te moeten zagen over het weer als een echte Belg…