maandag 31 januari 2011

Oost Tasmanië

Tasmanië, het is me wat. Een geweldige boterham, één groot natuurpark met een unieke fauna en flora. 37 Procent van Tassie is natuurpark of werelderfgoed. De andere 63 procent is natuur en hier en daar een dorpje of een stadje. Het eiland ligt midden in de beruchte ‘Roaring Forties’, de windgordel tussen de 40ste en 50ste breedtegraad, zo genoemd door zeilers die slaag kregen van de harde westenwinden die hier waaien. Onze twee weken durende trip door Tasmanië hebben we opgesplitst in twee stukken. Oost Tasmanië en West Tasmanië. Elk een week. Het oosten is wat beschaafder en iets warmer, het westelijk deel is ‘wild’.

Maandag 24 januari – bevriezen in de bergen…

We beginnen onze trip door Tassie met een zoektocht naar extra dekens. We leren uit het lokale weerbericht dat het op sommige plaatsen ‘s nachts minder dan 10 graden wordt. Ons tentje heeft overdreven veel ventilatiegaten omdat het gemaakt is voor het warme Australische vasteland. En onze slaapzakken zijn ook niet opgewassen tegen de roaring forties die door ons tentje zullen blazen.  Hoewel het hier vol schapen loopt, is het niet evident om een betaalbaar en compact opplooibaar deken te vinden (de auto zit tot de nok volgeladen), maar we zijn blij met onze oogst. Twee grote dekens van twee meter op twee meter om over onze bedjes te trekken. Mooi. Laat die koude nu maar komen, denken we, en we rijden recht naar het gebergte van Ben Lomond, een natuurpark.

IMGP3667IMGP3693  IMGP3671

Skiën in Tasmanië? Het kan. Op Ben Lomond bijvoorbeeld.  In de zomer (nu, dus) is het natuurgebied compleet verlaten. We zetten onze tent op een gratis kampeerplaatsje, maken een groot vuur om onszelf en ons eten op te warmen. We leggen er ook stenen in, om nadien in onze tent te leggen en zo een warmtebron in de tent te hebben. 

Om drie uur ‘s nachts zijn we allen klaarwakker. Niemand beweegt. Het is koud. IJskoud. De slaapzakken zijn volgepropt met truien en handdoeken, we liggen onder onze nieuwe dekens, de stenen geven nog lichtjes wat warmte, maar we liggen alle vijf te rillen van de kou. Er waait een ijzige bergwind van minder dan vijf graden door ons tentje.

Dinsdag 25 januari – wild life & wild death

We zitten vroeg in onze auto, met de verwarming op 30 graden. Dat is onze temperatuur. We rijden een stuk verder de bergen in, naar de top van Ben Lomond. Machtige passage, stijl omhoog via ‘Jacob’s Ladder’. De 4x4 aandrijving van onze Outback komt ons goed van pas.  Het is een mooie dag. De zon schijnt, er waait een zacht briesje, en daar boven, bij de skipistes, is het 4 graden. Zomer in Tasmanië…

IMGP3721We beslissen om in de warme auto te blijven en naar Hobart te rijden.

 

We zien de bijzonder zeldzame Echidna (mierenegel) naast de weg wandelen, een eieren leggend zoogdier, net zoals  het vogelbekdier. Een egel die mieren eet en eieren legt, quoi.

 

IMGP3995Het is trouwens opvallend hoeveel ‘wild life’ je hier langs de weg ziet. En desgevallend ook veel dode dieren langs de kant van (of op) de weg. Elke vijfhonderd meter ligt er wel een dood konijn, wallaby, kangooroo, possum of Tasmaanse Duivel (foto links). Het wordt afgeraden om hier ‘s nachts te rijden omdat de dieren aangetrokken worden door je koplampen en plots voor de auto jumpen. De wegen zijn één lang dierenkerkhof. Maar er zijn er gelukkig meer dan genoeg.

IMGP3657 IMGP3660

Niet evident om in Hobart een camping te vinden die dicht bij het stadje is en bovendien nog eens betaalbaar is ook. We stranden in een camping in Seven Mile Beach, een twintig kilometer van Hobart.

Haïke gaat nog even joggen, loopt verloren en kan pas net voor het donker de camping terugvinden. Aarzelend gaan we een nieuwe nacht in, niet veel zin om weer koud te hebben tot op het bot, maar deze keer valt het wat beter mee. 8 graden…

Woensdag 26 januari – Sea Level

IMGP3789 IMGP3796

Het was een hartelijk weerzien met Sea Level. Jim & Kent zijn met hun twee kinderen, Samar en Evan, helemaal tot Tasmanië gezeild. Enfin, het laatste stuk werd gemotord omdat hun spinnaker en hun grootzeil in reepjes gescheurd waren. En ze hadden dan nog een rustige oversteek van de Bass Straight gehad. We trekken twee dagen samen op, ditmaal niet in boten, maar in auto’s.

We maken een prachtige tour rond het Tasman Peninsula, ten noordoosten van Hobart. We gaan fruit plukken in een fruitfarm in Sorell (aardbeien, blackberries, blueberries, boysenberries, kersen en nectarines). Tijdens het plukken werd meteen ook flink gegeten…  Vervolgens naar Eagle Hawk Neck, Blow Hole, dorpje Doo Town, naar het strand Roaring Beach, Waterfall Bay, Tessalated pavement, … Prachtige dagtocht.

En dan kruipen we terug de tent in, opnieuw een ijskoude nacht tegemoet…

Donderdag 27 januari – MONA !

IMGP3850 IMGP3885

En dan zien we iets wat we nooit in Tasmanië zouden verwachten. Het meest unieke, spectaculaire, verbluffende en oogstrelende museum voor oude en hedendaagse kunst dat we ooit gezien hebben. Uniek! Hiervoor alleen zou je naar Tasmanië komen!

Het “Mona” (The Museum of Old and New Art), ligt in de Moorilla wijngaard en is eigendom van de Tasmaanse excentriekeling David Walsch. Hij vergaarde zijn fortuin met gokspelen (vond één of ander goksysteem uit), en kocht met dat geld zijn impressionante kunstverzameling bijeen. Daar bovenop renoveerde hij het Mona museum voor 75 miljoen dollar. Toen we het bezochten was het net de eerste week terug open. Drie uur lang liepen we vol bewondering in dat fantastisch museum rond, met een I-phone als gids (geen bordje tegen de muur daar) en met gps-technologie wordt alles op het schermpje getoverd wat je maar wilt weten. Fantastische kunstwerken, waaronder ook Belgische kunstwerken van Jan Fabre, Wim Delvoye (Cloaca!) en Berlinde De Bruyckere! 

En dat allemaal gratis !

Na het museumbezoek bleven we nog plakken op het domein en konden we uitgebreid de wijnen en het bier proeven die er gebrouwd worden. Uitschieter was het witbiertje Hefeweizen van Moo Brew.

We dachten eens een uurtje naar het museum te gaan. We zijn er een hele dag blijven hangen. Formidabel.

De dag werd geweldig leuk afgesloten met een dinertje op de Sea Level. Wat was het heerlijk om terug op een boot te zitten. Plots realiseren hoeveel je de beweging van het water mist en constant weet van waar de wind waait… Het deed pijn om terug naar die tent te moeten keren. Er knapte iets in m’n hoofd. We werden nog eens bestraft met een vreselijk koud nachtje. Kouder dan de vorige. Hoe lang nog? ;-)

Vrijdag 28 januari – buren zonder hersens

IMGP3898   IMGP3951 IMGP3904 IMGP3900

We breken de tent op en verkassen naar het natuurpark van Freycinet, een paar uur rijden naar het noorden. We zetten die klotetent op een wondermooi plaatsje aan een baai met zwarte zwanen. We steken een vuur aan, eten barbecue en houden onze behoefte zo lang mogelijk in omdat de wc weer zo’n gat in de grond is. ‘s Nachts is het niet alleen de koude die ons wakker houdt. De buren, van het type moordlustige en apathische houthakkers zonder hersenen noch tanden, laten de hele nacht de muziek luid staan. Zelfs zonder tanden krijgen ze een berg bier open. We liggen op een bijzonder afgezonderd plaatsje, zonder gsm bereik en er staan enkel nog twee andere tentjes. Niemand durft voor de tweede keer te vragen of het zachter mag, omdat ze telkens luider en agressiever werden. Om vijf uur in de ochtend komt de politie het verlaten kampeerplaatsje opgereden en maakt een einde aan het feestje, zodat we de rest van de nacht in stilte konden genieten van de koude. Hoeveel geluk kan een mens hebben. Gatver zeg.

Zaterdag 29 januari – run!

We stonden bijzonder fris op, maar dat had alleen met de temperatuur te maken, en reden het natuurpark in. Machtig mooi. Haïke en de kinderen maken een prachtige wandeling naar de Wine Glass Bay lookout,  een andere wandeling doe ik wel mee, naar Sleepy beach en tenslotte gaan we zwemmen (ijsberen) in Richardson Beach.

IMGP3930 IMGP3980

Prachtig parkbezoek. Toen we terug naar ons kampeerplaatsje reden, zonk de moed ons zowat in de schoenen toen we zagen dat de buren aan een tweede berg bier begonnen waren en de muziek opnieuw uit hun Ute knalde. Opnieuw knapte er iets in mijn hoofd. Wat nadien volgde was een stuk leven in fast forward. Om zes uur beslisten we om op te kramen, in te pakken, een ‘self catering cottage’ te vinden met een televisie en een warme nacht te hebben. Om half acht zaten we in onze eigen 'cottage’, vijftig kilometer verderop, en zagen we op onze eigen televisie Kim Clijsters (Ozzie Kim, heet ze hier) het terrein van de Melbourne Open opstappen. We zagen een heerlijke match en we hadden een zalig warme en rustige nacht in een groot bed. Het was dat of een moord. Hèhè.

Zondag 30 januari – screeming of the lambs

Het deed fysiek pijn om onze cottage te moeten verlaten. Elke vezel in ons lijf protesteerde. Maar de realiteit is, dat elke avond in zo’n cottage slapen simpelweg te duur is. Kou lijden in een tent in Tasmanië: dat is ons lot.

 IMGP4009 We rijden door de Tasmaanse Midlands naar onze volgende stop, het National Park van Lake Saint Claire. Schitterende vergezichten tijdens onze rit. Machtige landschappen, zonder bomen, met bomen, met afgezaagde bomen, zonder afgezaagde bomen… Schapen met wol en schapen zonder wol. Af en toe wol zonder schapen.

In onze auto hebben we een knopje en als je erop duwt kan je de buitentemperatuur zien. De sfeer was opperbest want toen we erop duwden, op 100 kilometer van onze bestemming, gaf het 20°C aan.

Honderd kilometer verder, op onze bestemming, gaf het nog 6 graden aan. Het waaide hard en regende pijpenstelen. Buiten één andere caravan was hier geen gek te bespeuren die in kamperen geïnteresseerd was. Wellicht was het één van de mooiste kampeerplaatsjes van Tasmanië, maar deze omstandigheden waren van het goeie teveel. Het was bovendien nog namiddag, zeg!

We beslissen verder te rijden en zien het landschap veranderen. We rijden uit het regenwoud een maanlandschap binnen. Kopermijnen hebben hier het hele landschap veranderd. Een bijzonder decor. Indrukwekkende zichten. Wat later rijden we het oude mijnstadje Queenstown binnen. Wat een opmerkelijk aanzicht in dit gure weer. Elk huis op zich zou de perfectie locatie kunnen zijn voor waar Clarice Sterling in Silence of the Lambs aanbelt bij die mottenkweker.

We stoppen even in de ‘Thirsty Camel’ bottleshop om de weg naar de camping te vragen. En of hij van die heerlijke Moo Brew heeft, die Hefeweizen. Die vent keek naar mij alsof ik een jeanet was. “No. We don’t like that fancy shit over here. We love our VB and our Boag over here. We’re miners.”. Zo, dat was wel duidelijk. Hij had de kop van een crimineel die een ongelukkige eens met een houweel een bloederig lesje had geleerd. Zo zien alle mannen er hier trouwens uit, bij nader inzien.

De camping in Queenstown is een lap grond, midden in de achterbuurt van Queenstown, met kiezelstenen op de grond en afgezet met roestige golfplaten. Precies hoe een decorontwerper een camping in een doods mijnstadje zou voorstellen. Of de snelste manier om als toerist aan tetanus of een depressie te sterven. De campinguitbaatster hebben ze hier de voorbije twee dagen al niet meer gezien.

Zo, we zitten intussen in het westelijk deel van Tasmanië. Later meer…

 

Links:

MONA: http://mona.net.au/

Knappe foto van Jacob’s Ladder: http://www.yktravelphoto.com/pi/106/jacobs-ladder-ben-lomond-national-park-tasmania-australia

 

 

Foto’s:

maandag 24 januari 2011

Oversteek naar Tasmanië

Om 5u ‘s morgens staan we op, lichtjes onderkoeld. ‘s Nachts wordt het erg fris (15 graden of zo) en we zijn aan zo’n temperaturen helemaal niet meer gewoon. We staan op een gratis campingplaatsje 85 kilometer ten noorden van Melbourne. Het duurt een uur om de tent op te kramen en anderhalf uur om naar de ferry te rijden.

Nadat Quarantaine al onze groenten en fruit hadden afgenomen, mochten we op de ferry. We hadden gehoopt om die te mogen opeten aan boord, maar dat was dus niet zo. Met zo’n ferry duurt de overtocht naar Devonport in Tasmanië 11 uur. Ik heb een paar keer bij het naar buiten kijken gedacht: gelukkig dat we dit niet met A Small Nest doen. Koud, guur, striemende wind en onstuimige zee. De Bass Straight heeft al menig doorwinterde zeiler aan het wenen gebracht.

Op de ferry is zowat alles aanwezig om zo’n overtocht snel te laten passeren. Cinema, live muziek, casino, kinderactiviteiten, overal televisies op verschillende kanalen, een quiz over Tasmanië, een toeristische dienst over Tasmanië, enzovoort, enzovoort…

Omdat we pas ‘s avonds aankwamen in Devonport, hadden we beslist om eens ‘luxueus’ te doen en een ‘family cabin’ op een camping te boeken. Een huisje, zeg maar, om niet in het donker te moeten toekomen en de tent nog op te moeten zetten. 80 dollar all in: allez vooruit, voor een nacht kan dat wel. De man van de receptie was de vriendelijkheid zelve. ‘Ha! Are you the family who reserved the cabin, mate?’ Yep. ‘You’ll love it, mate!’, zei hij lachend door zijn mond met 1 tand.

Toen we tot achteraan de camping reden en onze ‘family cabin’ zagen, zijn Haïke en ik in de slappe lach geschoten. Een aftandse caravan, wellicht één van de eerste ooit gemaakt, met een houten barakje tegen getimmerd. Binnenin vier stapelbedjes en één dubbel bed. Nu, ja, dubbel bed. we pasten maar net naast elkaar en ik lag erin vanaf mijn hoofd tot mijn knieën. De rest bengelde boven de grond…

Lang hebben we ons niet in onze ‘luxe’ kunnen wentelen. We waren doodmoe en kropen vroeg onder de wol (en het stof). Middernacht werden we gewekt door de harde regen die een hels lawaai maakte op het dak van de caravan. Er was een storm losgebroken. Gierende wind, moker-slagregen, de hele caravan bewoog ervan. Door ons raampje zagen we zaklampen druk bezig rond de tentjes naast ons. Ze werden platgedrukt door de wind en de regen.

Wij zaten droog en warm in ons krot. Nooit gedacht dat we zo blij zouden geworden zijn met onze ‘luxe’.

Vandaag trekken we de Tasmaanse bergen in. We gaan er ‘wild’ kamperen. Tenminste als we een min of meer beschut plaatsje kunnen vinden. En we stoppen eerst nog in een campingwinkel. Om wat extra dekens of slaapzakken te kopen. De vrouw van camping zegt dat het een a-typisch jaar is, en dat het meestal veel warmer is en niet zoveel regent. La Nina zet het weer dit jaar hier down under goed op zijn kop.

zondag 23 januari 2011

Foto’s

De foto’s van The Blue Mountains en het farmbezoek in Capertee Valley staan online:

The Blue Mountains

Capertee Valley, een memorabel farmbezoek

Van Sydney naar Eden en Melbourne

Na onze avonturen in de Blue Mountains en de farm in Capertee Valley, waren we er klaar voor om op een grote rondrit te vertrekken. Jeremy, de vlieginstructeur, leende ons nog zijn dakkoffer zodat we genoeg materiaal voor anderhalve maand kamperen met ons vijven konden meenemen.

Eerste stop: de immigratiedienst in Sydney. Over twee weken verstrijken onze visa’s en ze moesten dus verlengd worden tot eind juli 2011. Allemaal geen probleem als je kan bewijzen dat je over genoeg middelen beschikt (geld om hier te spenderen) en als je een dikke fee betaalt. 255 dollar per persoon. Het doet nog pijn als ik eraan denk. Maar goed, we zijn hier netjes legaal tot als we hier moeten vertrekken.

En dan vertrokken we richting zuiden. De tour die we in anderhalve maand willen doen is: Melbourne, Tasmanië (het eiland ten zuiden van Australië), Adelaide, Flinders, Coober Pedy, Broken Hill en dan helemaal terug naar Sydney. Daar verkopen we onze Subaru Outback en wisselen we de tent opnieuw voor de luxe van ons Nest om helemaal naar Darwin te varen in het noorden van Australië.

De afstanden zijn hier enorm. Australië is het zesde grootste land ter wereld, het is het grootste eiland ter wereld en het is het enige eiland dat bovendien een continent is.  En het is wild. Wellicht heeft Australië de gevaarlijkste natuur ter wereld. De tien meest giftige slangen ter wereld zijn alle tien Australische slangen. De dieren die hier leven zijn van de dodelijkste ter wereld: de ‘funnel-web-spider’ (een spin die rond Sydney te vinden is en graag in je schoenen kruipt), de ‘box jellyfish’ (een kwal met zoveel gif in de tentakels dat ze een bus vol mensen kan uitmoorden), de ‘blue-ringed octopus’ (na een beet val je in slaap om dan te stikken door spierverlamming), de ‘coneshell’ (bijzonder mooie schelp die giftige pijlen afvuurt), de stonefish (vis die op een steen lijkt en waar je makkelijk op stapt om daarna dood te vallen), drie voor de mens gevaarlijke haaiensoorten (witte haai, bullshark en tigershark) en bijzonder gevaarlijk is ook de zoutwaterkrokodil (enorm snel en zot van mensenvlees). Voor de rest krioelt het hier van de insecten met bijzonder venijnige beten. Als je rustig in de natuur op een stoeltje zit rond te kijken, weet je niet wat je ziet. Gigantische mieren (tien keer groter dan de mieren in Europa), enorme libellen, bijen of wespen (bijna zo groot als een klein vogeltje) . 80 procent van alle fauna en flora komt nergens anders voor. Voor de rest is het op sommige plaatsen zo warm dat je gaar gekookt wordt voor je er erg in hebt. Men zegt dat enkel Antartica een extremer en vijandiger klimaat heeft.  Persoonlijk vind ik de randen van hun zwembaden ook gevaarlijk, maar daarin zijn ze niet uniek.

Geweldig land dus om even avontuurlijk in rond te trekken en genoeg gevaren te ontmoeten om ‘onze blog’ wat levendig te houden.

Gelukkig deed de naam van onze eerste stop niks gevaarlijks vermoeden. Eden. Een halve dag rijden van Sydney (met de boot zou dat meer dan 48 uur varen geweest zijn). We slapen er boven een pub in een grote familiekamer voor weinig geld. Niets opmerkelijks tenzij het berichtje van Mike uit Sydney die ons wist te vertellen dat vrienden van hem in die pub eens een massale vechtpartij hebben meegemaakt.

‘s Anderendaags rijden we meteen verder door tot net voor Melbourne, waar we een idyllisch mooi kampeerplaatsje vinden. Gratis nog wel. De kinderen hebben een geweldige tijd. Twee dagen lang houden ze het kampvuur aan de gang, zwemmen ze in een ijskoud beekje en lopen ze als rambo’s rond in het bos. De meest avontuurlijke uitdaging voor ons was er naar het toilet gaan. Nu ja, toilet. Een houten hutje met een gat boven een diepe put… Wellicht heb ik er het wereldrecord adem inhouden verbroken, maar er was geen deurwaarder bij.

 

Ziezo, we zijn weer bij met ‘onze blog’. Vandaag nemen we de ferry van Melbourne naar Tasmanië. Wordt vervolgd…

zaterdag 22 januari 2011

Capertee Valley, een memorabel farmbezoek

“Yeah, mate! You should come and visit my parents’ farm, mate!”

Simon, onze zeilbuddy van de Woolloomooloo moest het geen twee keer zeggen. Na onze campingtrip in de Blue Mountains reden we richting Hunter Valley en dan naar Capertee Valley. Zelfs voor Australiërs een redelijk onbekende vallei, maar wat een ontdekking was dat, zeg!

Een adres om in de gps in te voeren, hadden ze er niet, een wegbeschrijving wel. Voorbij Cullen Bullen moesten we ergens rechtsaf. En dan dat stoffig wegje volgen voor 22,5 kilometer. “Vergeet je dagteller niet op nul te zetten als je rechtsaf gaat, anders vind je het nooit, mate.”

Toen we de oprit vonden, beseften we plots dat we al een paar kilometers naast die ranch moeten gereden hebben.  ‘Groot’ in Australië, is tien keer groter dan ‘groot’ elders.

Het is een hartelijk weerzien met John en Mary, de ouders van Simon.  ‘Doe even schoenen aan, want er zitten nogal wat slangen rond het huis’, is bijna het eerste wat ze zeggen. Het is wellicht een jaar geleden dat we laatst gesloten schoenen droegen.

Na een half uurtje babbelen zitten onze kinderen met Emil, het zoontje van Simon, op een quadbike met versnellingen, en vraagt de vader van Simon langs zijn neus weg of ik geen zin heb om een toertje te gaan vliegen. Ja, zeg!

Het was een paar kilometer rijden over een 4x4 track naar een ander deel van de farm waar we de ‘airstrip’ vonden. Daar stond in een schuur John’s motorglider. Een zweefvliegtuig met motor.  Een Pipistrel, voor de kenners.

Tien minuutjes later hobbelden we over het gras van de landingsbaan en vlogen we de lucht in. Capertee Valley was nog mooier vanuit de lucht. John toonde me het vee van de buurman, een paar andere farms, we vlogen rond een berg, en zei plots: ‘kijk daar is onze andere farm’.  Ik vroeg me af of er een grens op ‘van de ene in de andere verbazing vallen’  bestaat. Als dat zo is, zat ik er dicht bij.

Op onze terugweg zette John zijn motor uit en gleden we geluidloos over de groene vallei terug naar zijn landingsbaan. ‘Ik ben zwaar verslaafd aan het zweefvliegen’, bekende John. Man, man, man, wat kon ik hem begrijpen. Ik vrees dat ik gebeten werd door een nieuwe passie… Er zijn nog dromen voor na de reis…

Na het landen nam John ook Haïke mee de lucht in. Die heeft het nu ook zitten.

We reden een uurtje later terug naar het gastenhuis (het grootste van de vier op de farm), waar intussen nog een familie vrienden met hun twee schattige kindjes was toegekomen.  Het is snel een gezellige bende en het bier (Bluetongue) vloeit rijkelijk.

“Morgen verwachten we nog wat volk. Een Portugees koppel en ook nog een Australische vriend. Die vliegt hierheen, van Sydney”, zei Simon toen hij in zijn Holden Ute sprong, ons slaapwel wenste en naar het huis van zijn ouders reed, op de berg.

‘s Anderendaags om 11 uur stonden we op die airstrip te bakken in de volle zon.  De eenmotorige Piper scheerde over onze hoofden om eerst even de landingsbaan te checken (een ‘flyby’ werd uitgelegd) en zette het vliegtuig op de grond. Daar was Jeremy. “Hebben de kids geen zin om even mee te vliegen?”.

Het deed toch wat vreemd toen Haïke en ik het vliegtuigje met onze drie kinderen erin en een wildvreemde zagen wegvliegen. Een half uurtje later waren ze terug. “We hebben zelf mogen vliegen!”.

“Your son is a natural, mate! You should send him to flying school, mate!”, wist Jeremy, die zelf vlieginstructeur is, ons te verzekeren.

De rest van de dag werd er gezwommen in de beek, reden de kinderen rond op de quadbike, ontdekten we de andere farm (een oude mijnsite en olieraffinaderij), hoorde ik geweldige conversaties als “do you prefer to skin a rabbit or a roo, mate?”, werden we allemaal dikke vrienden, hadden we een formidabele barbecue aan een gezellige feestdis, gingen we jagen op konijnen, reden we een jeep vast in de modder en schoten we bijna, per ongeluk, een kangooroo.

We gingen eens op bezoek op een farm. Het heeft ons leven veranderd.